id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
30188 | tuinmuur | tuinmuur: tȳnmūr (Altweert) | Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d] II-9 |
34482 | tweeslachtige jonge kip | kween: kweŋ (Altweert) | Met betrekking tot het woordtype loerhaan merken informanten op, dat deze een haan is met een geslachtelijke afwijking of dat deze het uiterlijk van een haan heeft maar geen volledige haan is. [N 70, 10; N C, add.; N 19, add.; monogr.] I-12 |
24495 | twijg, jonge tak | snade: dunne buigzame tak snaoj (Altweert) | tak, twijg III-4-3 |
33597 | ui, ajuin | undj: oeëntj (Altweert) | ui I-7 |
33788 | uier | uier: øi̯ǝr (Altweert) | De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11 |
24260 | uil | uil: uul (Altweert) | uil III-4-1 |
19028 | uitbrander | uitschieting: oetschiêting (Altweert) | uitbrander III-1-4 |
19492 | vaatdoek | schoteldoek: sxuətəldōk (Altweert), schotelplag: sxuətəlplak (Altweert), schotelslet: sxuətəlslɛt (Altweert), slet: slɛt (Altweert) | vaatdoek III-2-1 |
28963 | vademen | invamen: envīǝmǝ (Altweert), vamen: vīǝmǝ (Altweert) | Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7 |
20330 | vader | oude: aoje (Altweert), pap: pap (Altweert), vader: vaâder (Altweert) | vader || vader (ongunstig) || vader, papa III-2-2 |