e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweert

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grote weegbree keukenblader: vroeger als verpakking, omhulsel van etenswaar  kookeblaar (Altweert), weegblader: mv.  weekblaar (Altweert) weegbree || weegbree, grote — III-4-3
guur, kil en schraal weer grillig (weer): grellig (Altweert), kildig: keldjig (Altweert), schraal (weer): schraol (Altweert) guur, kil || schriel, schraal, koud en droog III-4-4
haagappel meelbeertje: rode bessen van de meidoorn  maelbieërkes (Altweert) meidoornbes III-4-3
haagbeuk heggenteer: heggeterre (Altweert) haagbeuk III-4-3
haagwinde heggenbloem: hegkebloom (Altweert), pispotje: convolvulus sepium  pispötjes (Altweert), slaapmutsje: slaopmötske (Altweert) haagwinde III-4-3
haan koekeloeris: kukǝlūres (Altweert) Het mannetje van de hoenderen. [N 19, 39; A 39, 3c; A 6, 1a; A 2, 30; L 7, 27; L 14, 19; L 26, 17; L 1a-m; JG 1a, 1b; Wi 13; Wi 17; Gwn 5, 15 add.; Vld.; monogr.] I-12
haas haas: haas (Altweert) haas III-4-2
haast hebben heksen: hekse (Altweert), jagen: jaage (Altweert), zich haasten: zich haoste (Altweert), zich spoeden: zich speuje (Altweert) haasten, spoeden || snel iets doen, zich haasten || zich haasten || zich spoeden III-1-4
haastig haastig: haostig (Altweert) haastig III-1-4
hagelen hagelen: haachele (Altweert) hagelen III-4-4