e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweert

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het vuur aansteken aandoen: āndō.n (Altweert), aansteken: ānstēͅkə (Altweert), vinken: ve.ŋkə (Altweert) aansteken || ontsteken III-2-1
hete bliksem hete bliksem: heite bliksem (Altweert) stamppot van aardappelen en appelen, zo genoemd omdat die erg heet wordt opgediend III-2-3
heten heten: heîte (Altweert) noemen, heten III-2-2
hoefmes renet: rǝnɛt (Altweert  [(kromgebogen mes voor het verwijderen van overtollige hoorn alvorens een paard een nieuw hoefijzer onder te leggen)]  ) Het mesachtige werktuig waarmee de paardenhoef wordt bijgesneden en gereinigd alvorens het nieuwe hoefijzer wordt geplaatst. Zie ook afb. 228. Invullers uit L 165 en L 213 gebruikten een tang om hoorn van de hoef af te knippen. [JG 1a; JG 1b; N 33, 363-365; monogr.; N 33, 181] II-11
hok voor de beer berehok: bīǝrǝhǫk (Altweert) Soms gebruikt men, in aansluiting bij de benamingen voor het hok van de zeug, ook specifieke benamingen voor de hokken van de beer, de mestvarkens en de biggen. Deze laatste staan in de drie volgende lemma''s bijeen. [N 76, 41e] I-6
hommel hommeltje: mv.  hummeltjer (Altweert) hommel III-4-2
hond duuk: duuk (Altweert, ... ), hond: hoónt (Altweert, ... ) hond III-2-1
hondenhok hondskooi: hoŋskuəi̯ (Altweert) hondenhok III-2-1
hoofdkaas hoofdkaas: Huitkieës met broeët  huitkieës (Altweert) zult III-2-3
hoofdkussen kopkussen: koͅpkøͅsə (Altweert) hoofdkussen III-2-1