20750 |
koekje |
knapkoek:
Specialiteit in Maaseik, Wessem en Nederweert Verklw. knapkukske
knapkoôk (L318d Altweert),
pletsertje:
Uitsluitend verklw.
plet’serke (L318d Altweert),
sletsertje:
Uitsluitend verklw.
sletserke (L318d Altweert)
|
koekje || plat en rond koekje met gekartelde rand en van boven met suiker bestrooid || ruitvormig geel gebak met een scheut ammoniak in het beslag
III-2-3
|
20588 |
koffiedik |
dras:
dras (L318d Altweert)
|
koffiebezinksel
III-2-3
|
20787 |
koken (intr.) |
koken:
Weem koeëktj heej: wordt gezegd als iemand aanmerkingen heeft over het eten
koeëke (L318d Altweert)
|
koken
III-2-3
|
20800 |
koken (tr.) |
koken:
koôke (L318d Altweert)
|
koken
III-2-3
|
24189 |
kokmeeuw |
keek:
keek (L318d Altweert)
|
kokmeeuw
III-4-1
|
19615 |
kom |
kom:
kom (L318d Altweert),
staar:
stā.r (L318d Altweert)
|
aardewerken kom, blauw van kleur en met hoge vorm, met 2 oren voor braadworst of zuurkool || kom
III-2-1
|
18835 |
komisch |
komiek:
kemiek (L318d Altweert)
|
kluchtig, eigenaardig
III-1-4
|
21266 |
koning |
koning:
kȳǝneŋ (L318d Altweert)
|
De zware staande as die bij de Hollandse molen de drijfkracht van de roeden overbrengt vanaf het aswiel via wieg of bovenbonkelaar en spoorwiel naar de rondsels van de staakijzers. Zie ook afb. 64.23. [N O, 50d; Sche 40; monogr.; A 42A, 14]
II-3
|
33399 |
kooi voor mestvarkens |
meststal:
męststal (L318d Altweert),
varkensstal:
vɛrkǝsstal (L318d Altweert)
|
Hier staan de betrekkelijk zeldzame specifieke benamingen voor het hok van de mestvarkens bijeen. Vergelijk de toelichting bij het lemma "hok voor de beer" (2.4.8). [N 76, 41c]
I-6
|
19416 |
kookkachel, fornuis |
cuisinière (fr.):
kwezənjēͅr (L318d Altweert),
fornuis:
fərny(3)̄.s (L318d Altweert)
|
fornuis
III-2-1
|