e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweert

Overzicht

Gevonden: 1278
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roerdomp rosdomp: rosdoompf (Altweert) roerdomp III-4-1
roerzeef passe-vite: pas˃vit (Altweert) roerzeef III-2-1
roet kruis: krūs (Altweert) roet aan pan III-2-1
roet2 roet: rōt (Altweert) roet III-2-1
rog rog: vis  rog (Altweert) rog III-2-3
roggebrood brood: broeët (Altweert), pompernikkel: Druuëge pómpernikkel  pómpernikkel (Altweert), zwartbrood: zwertbroeët (Altweert) grof roggebrood || roggebrood III-2-3
roken roken: ¯n zwaor piêp roûke: ¯n zware pijp roken Vreuger mochte ve neet roûke vuurdet ve geloeëtj haaj (loeëte: dienstplicht)  roûke (Altweert) roken, walmen III-2-3
rolluik jaloezie: žalǝzi (Altweert) Vensterluik, bestaande uit smalle, horizontale latjes die met behulp van kettingscharnieren of linnen banden aan elkaar bevestigd zijn en boven het venster op een in een kast aangebrachte horizontale as kunnen worden opgerold. Het rolluik kan doorgaans van binnenuit door middel van een trekband geopend en gesloten worden. [N 55, 70; monogr.; L 1 a-m, add.; L 32, 75b add; L 1u, 17 add.] II-9
roofvogel, algemeen stootkop: stoeëtkop (Altweert) roofvogel III-4-1
rook damp: da.mp (Altweert) rook III-2-1