e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweerterheide

Overzicht

Gevonden: 1206
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
guur, kil en schraal weer grillig (weer): grellig (Altweerterheide), kildig: keldjig (Altweerterheide), schraal (weer): schraol (Altweerterheide) guur, kil || schriel, schraal, koud en droog III-4-4
haagappel meelbeertje: rode bessen van de meidoorn  maelbieërkes (Altweerterheide) meidoornbes III-4-3
haagbeuk heggenteer: heggeterre (Altweerterheide) haagbeuk III-4-3
haagwinde heggenbloem: hegkebloom (Altweerterheide), pispotje: convolvulus sepium  pispötjes (Altweerterheide), slaapmutsje: slaopmötske (Altweerterheide) haagwinde III-4-3
haan koekeloeris: kukǝlūres (Altweerterheide) Het mannetje van de hoenderen. [N 19, 39; A 39, 3c; A 6, 1a; A 2, 30; L 7, 27; L 14, 19; L 26, 17; L 1a-m; JG 1a, 1b; Wi 13; Wi 17; Gwn 5, 15 add.; Vld.; monogr.] I-12
haas haas: haas (Altweerterheide) haas III-4-2
haast hebben heksen: hekse (Altweerterheide), jagen: jaage (Altweerterheide), zich haasten: zich haoste (Altweerterheide), zich spoeden: zich speuje (Altweerterheide) haasten, spoeden || snel iets doen, zich haasten || zich haasten || zich spoeden III-1-4
haastig haastig: haostig (Altweerterheide) haastig III-1-4
hagelen hagelen: haachele (Altweerterheide) hagelen III-4-4
hakbord hakvlootje: hak˃vly(3)̄ətjə (Altweerterheide) hakbord voor vlees en groente III-2-1