17638 |
schouderblad |
schouderblad:
schouwwerblaat (Q102p Amby)
|
Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
33059 |
schoven binden |
binden:
bendǝ (Q102p Amby)
|
Het werk van de binder die achter de zichter aankomt en die om de hoeveelheid halmen die de zichter afgetrokken heeft twee (soms ook één) banden doet en zo de garven, gebonden schoven, maakt. Wanneer het graan met de zeis gemaaid wordt en de aflegger achter de maaier aankomt, worden het "afleggen", het "vormen" en het "binden" vaak in één doorgaande handeling uitgevoerd. Jassen en kassen worden (elders) ook gebruikt voor het opzetten en samenbinden van de korenhokken, zie het lemma ''schoven opzetten in een hok'' (4.6.13). De volgorde van de varianten van het type binden is: a. consonantcluster: -nd-/-ndj-/-]d, -n-, -nj-, -]-; b. vocalisme: -e-, -ę-, -ęi̯-, -ē-, -i-.' [N 15, 15d, 15e2 en 20; JG 1a, 1b; A 23, 16.2; L 1 a-m; L 1u, 15; L 48, 34.2; Lu 1, 16.2, Lu 2, 34.2; monogr.]
I-4
|
18133 |
schram |
schram:
schrīēm (Q102p Amby)
|
Schram: streepvormige, zeer ondiepe verwonding van de bovenhuid (kras, schram, krab). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18136 |
schrammen |
schrammen:
schrīēme (Q102p Amby)
|
Schrammen: de bovenhuid zeer licht openrijten (schrammen, krassen, skrassen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17947 |
schrede |
pas:
pas (Q102p Amby),
stap:
schtap (Q102p Amby),
trede:
trèè (Q102p Amby)
|
Pas, stap: het plaatsen van de ene voet voor de andere bij het gaan (treden, tred, schrede, loop, stap). [N 84 (1981)] || schrede [SGV (1914)]
III-1-2
|
21368 |
schreeuwen |
schreeuwen:
schriewe (Q102p Amby),
schrīējve (Q102p Amby)
|
luid en doordringend roepen, schreeuwen [kweken, kwaken, keken, schreien, krijten, krijsen] [N 87 (1981)] || schreeuwen [SGV (1914)]
III-3-1
|
22482 |
schrikkeljaar |
schrikkeljaar:
schrikkeljoar (Q102p Amby),
sjrikkeljaor (Q102p Amby)
|
schrikkeljaar [SGV (1914)] || Schrikkeljaar. [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
18871 |
schrikken |
verschrikken:
verschrikke (Q102p Amby)
|
door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19661 |
schrobben |
de stoep schrobben:
de schtop schrobbə (Q102p Amby)
|
schrobben [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19411 |
schroeien |
snerken:
sjnerke (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
sneirke (Q102p Amby),
snerke (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
šneͅrkə (Q102p Amby)
|
schroeien [SGV (1914)], [ZND 06 (1924)] || schroeien (zengen) [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|