e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

Gevonden: 3110
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dwingen dwingen: dwinge (Amby, ... ) het iemand onmogelijk maken anders dan op een bepaalde wijze te handelen [dwingen, nopen] [N 85 (1981)] || nopen [SGV (1914)] III-1-4
echo echo: echo (Amby), nagalm: naogalm (Amby) een naklinkend geluid [halm, nagalm, echo] [N 91 (1982)] III-4-4
echte koekoeksbloem koekoeksbloem: koekoeksbloem (Amby) Lychnis flos-cuculi L. Een algemeen voorkomende plant in graslanden met rechtopstaande stengel en roze-rode bloemen met gespleten kroonbladeren. De plant bloeit van mei tot september en komt ook wel gekweekt voor. De hoogte varieert van 30 tot 90 cm. [A 17, 2; A 49B, 2; monogr.] I-5
echtgenoot kerel: geringschattend  keel (Amby), man: maanb (Amby), man (Amby), (brede aa).  maan (Amby) (man. ) Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot? [DC 05 (1937)] || [haar ~ en haar kinderen] [SGV (1914)] || de man met wie men getrouwd is [man, mens, baas] [N 87 (1981)] III-2-2
echtgenote vrouw: vrouw (Amby), vrow (Amby), (korte ou).  vrouw (Amby), wijf: geringschattend  wief (Amby), plat  wīēf (Amby) (vrouw; ) bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote? [DC 05 (1937)] || de vrouw met wie men getrouwd is [wijf, vrouw] [N 87 (1981)] || vrouw (echtgenote) [ZND 11 (1925)] III-2-2
eczeem eczeem: ekseem (Amby) Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (zilt, haarworm). [N 84 (1981)] III-1-2
eed eed: eid (Amby, ... ) eed [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] III-3-1
eekhoorn eekhoorn: eikhoorn (Amby), eekhoorntje: eikeunsche (Amby), eikheurensche (Amby), eikheurntche (Amby), eikjeurentsche (Amby), ook ZND 02, 008  eikø̄renšə (Amby), ejkhörentsje (Amby) eekhoorn [DC 07 (1939)], [ZND 01 (1922)] || eekhorentje [SGV (1914)] III-4-2
eelt, eeltknobbel kwert: kwèèrt (Amby) eelt, eeltknobbel [SGV (1914)] III-1-2
eeltwrat, zweelwrat spoor: spoor (Amby), wrat: vrat (Amby) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9