e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

Gevonden: 3110
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geloof geloof: gelouf (Amby), geluif (Amby) geloof [SGV (1914)] || Geloof. [ZND 01 (1922)] III-3-3
gelooven geloven: gluiven (Amby) gelooven [SGV (1914)] III-3-3
geloven geloven: geleuven (Amby), geluiven (Amby) Geloven. [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)] III-3-3
geluid van naderend onweer rommelen: rommele (Amby, ... ) een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)] III-4-4
gelukken lukken: lökke (Amby) een voorspoedige afloop hebben, kunnen slagen [lukken, vergaan, bedoen, boteren, gelukken] [N 85 (1981)] III-1-4
geluksvogel; altijd geluk hebben geluksvogel: gelöksvogel (Amby) iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)] III-1-4
gemak gemak: ook ZND 23, 076  gemaak (Amby) gemak [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemakkelijk gemakkelijk: gemeekelik (Amby), gemèkkelik (Amby), ook materiaal znd 23, 77  gemeekelik (Amby), op zijn gemak: op ze gemaak (Amby) gemakkelijk [DC 02 (1932)], [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)] III-1-4
gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken te pas: te pas (Amby) de manier van handelen die het makkelijkst en aangenaamst is [pas] [N 85 (1981)] III-1-4
gemaskerd persoon mom: mom (Amby) Maskeraad (gemaskerd persoon). [ZND 01 (1922)] III-3-2