33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachthof:
paxhǭf (Q102p Amby)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
17560 |
geraamte |
geraamsel:
gereimsel (Q102p Amby),
geraamte:
gerèmte (Q102p Amby)
|
geraamte [ZND 01 (1922)] || geraamte, skelet [SGV (1914)]
III-1-1
|
18939 |
gereed |
gereed:
gereit (Q102p Amby),
klaar:
klaor (Q102p Amby),
kloar (Q102p Amby),
vaardig:
veirdech (Q102p Amby),
veirdig (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
vēīrdech (Q102p Amby)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)] || klaar [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || klaar met een handeling die verricht moest worden, een handeling verricht hebbend [af, vaardig, klaar, teneinde, ree, verrig] [N 85 (1981)] || klaar: Als je - bent mag je gaan spelen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
25066 |
gering aantal, een paar |
paar:
paar (Q102p Amby)
|
een gering aantal [paar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34240 |
geronnen melk |
gekeerde melk:
gǝkęi̯dǝ męlǝk (Q102p Amby),
zure melk:
zur męlǝk (Q102p Amby),
zōr męlk (Q102p Amby),
zūr męi̯lǝk (Q102p Amby)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
20583 |
gerookte paling |
gerookte paling:
geruikte paling (Q102p Amby)
|
panpaling; Hoe noemt U: Een gerookte panpaling [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32979 |
gerst |
gerst:
gē̜rš (Q102p Amby)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
21893 |
geschenk |
gave:
gaof (Q102p Amby)
|
dat wat je kado geeft [gave, geschenk, gift, present, zende, kado] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20475 |
geslacht |
familie:
femīēle (Q102p Amby),
geslacht:
Algemene opmerking v.d. invuller (geldend voor de gehele vragenlijst): de "sch"uitspreken als in het duits.
geschlag (Q102p Amby)
|
de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrǝx (Q102p Amby)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|