e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amby

Overzicht

Gevonden: 3110
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handvat van de zicht handvat: hant˲vat (Amby) De steel van de zicht bestaat uit één stuk hout. Het bovenste deel ervan is scherp gebogen. Dit deel dient als handvat waarmee men de zicht hanteert. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. Vergelijk de lemma''s over de handvatten aan de steel van de zeis (3.2.4 - 3.2.7) in aflevering I.3. In de volgende plaatsen werd hetzelfde antwoord gegeven als voor "steel" (zie het lemma ''steel van de zicht'', 4.3.2): K 278, L 164, 288a, 296, 314, 320, 327, 330, 378, 381, 381b, 422, 426, 429, 431, P 175, Q 14, 15, 33, 71, 90, 93, 96, 99, 121, 197, 198b, 201, 207.' [N 18, 70b; JG 1a, 1b; A 14, 9; L 45, 9; monogr.] I-4
handveger, stoffer handborstel: haandbeurstəl (Amby, ... ), hantbø&#x0304rštəl (Amby) handveger [ZND 02 (1923)] || het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met stugge haren [DC 15 (1947)] || het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met zachte haren [DC 15 (1947)] III-2-1
handvol handvol: hampfel (Amby) de hoeveelheid die men in een hand kan nemen [haffel, handvol, grap, grop] [N 91 (1982)] III-4-4
handzeef zeef: zēf (Amby) De grove zeef waarmee het zaaigraan wordt gewonnen. Er komen twee hoofdtypen voor: de ronde handzeef van ongeveer 80 cm doorsnede met een opstaande rand van ongeveer 10 tot 15 cm. Ouder is wel de rechthoekige houten bak met een bodem van gaas (heel vroeger van fijne gevlochten wilgetenen) die aan een koord werd opgehangen aan een balk in de schuur. In Haspengouw is dit type het oorsponkelijke. In Oost-Haspengouw noemt men het de ries; ook bij het type wan in West-Haspengouw wordt uitdrukkelijk door de zegslieden vermeld dat het hier om een grote vierkante graanzeef gaat. Zie afbeelding 15. Bij het type zij, zijg daarentegen vermeldt men dat dit woord doorgaans de keukenzeef aanduidt, of de vergiet, gebruikt voor melk en soep. [N 14, 38b, 41a, 42a, 43a en 44; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 8, 118; S 45; monogr.] I-4
hangen hangen: hange (Amby), hangen (Amby) hangen [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] III-1-2
hangslot kluister: klūstər (Amby) hangslot [ZND 06 (1924)] III-2-1
hansworst aansteller: aanschteller (Amby), polichinel (< fr.): poesjenel (Amby) iemand die zich belachelijk aanstelt [hanswordt, polichinelle] [N 85 (1981)] || Polichinelle. [ZND 05 (1924)] III-1-4
hard schreeuwen hel kwaken: heel kwaake (Amby), hel schreeuwen: mer moot hel schreeve, anders versteit er os neet (Amby) hard schreeuwen; je moet - - anders verstaat hij ons niet [DC 03 (1934)] || Men moet hard schreeuwen, anders verstaat hij ons niet. Men: wordt dit woord wel gebruikt in uw dialect? Zoniet, door welk voornaamwoord wordt men weergegeven? [ZND 04 (1924)] III-3-1
hard, luid hel: hèl (Amby), hel op: hel op (Amby) hard klinkend [hard, luid] [N 91 (1982)] || luid [SGV (1914)] III-4-4
hardlijvigheid, hardlijvig (zijn) verstopping: verschtopping (Amby) Constipatie: verstopping, hardlijvigheid (beslotenheid, constipatie, obsteeg afgaan). [N 84 (1981)] III-1-2