18070 |
keelpijn |
keelpijn:
kɛlpin (L244c America)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|
32739 |
keerstrook, wendakker |
vooreind:
vø̄ręnt (L244c America),
vø̜rę ̞nt (L244c America),
de volgende opgaven zijn meervoud - voor het eerste lid zie men hierboven
[voor]ęndǝ (L244c America)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
22789 |
kegels (mv.) |
kegels:
midə ke.əgəls wyrt nimi.ər gespö.lt (L244c America)
|
met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND]
III-3-2
|
21283 |
kerel |
kerel:
kɛl (L244c America)
|
kerel [RND]
III-3-1
|
29111 |
keren |
omdraaien:
ømdrɛ̄ ̝i̯ǝ (L244c America)
|
Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.]
I-1
|
23214 |
kerk |
kerk:
kerk (L244c America),
ps. niet omgespeld!
hej wa:s tə vrux inə kɛ:rk (L244c America)
|
De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)]
III-3-3
|
23368 |
kerkbank |
bank:
bank (L244c America)
|
Één zon bank. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23366 |
kerkbanken |
banken:
benk (L244c America)
|
De banken in de kerk, de kerkbanken meervoud. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23347 |
kerkdeur |
kerkdeur:
kerkdeur (L244c America)
|
De grote deur, de hoofdingang van de kerk [lijkdeur, kerkdeur, kirchduër]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20256 |
kerkhof |
kerkhof:
kerkhof (L244c America),
kérekhòf (L244c America)
|
De begraafplaats rondom bij de kerk [de/het kerkhof,-hoof,kirkef?]. [N 96A (1989)] || Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|