e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=America

Overzicht

Gevonden: 1253
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
keelpijn keelpijn: kɛlpin (America) keelpijn [RND] III-1-2
keerstrook, wendakker vooreind: vø̄ręnt (America), vø̜rę ̞nt (America), de volgende opgaven zijn meervoud - voor het eerste lid zie men hierboven  [voor]ęndǝ (America) Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.] I-1
kegels (mv.) kegels: midə ke.əgəls wyrt nimi.ər gespö.lt (America) met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
kerel kerel: kɛl (America) kerel [RND] III-3-1
keren omdraaien: ømdrɛ̄ ̝i̯ǝ (America) Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.] I-1
kerk kerk: kerk (America), ps. niet omgespeld!  hej wa:s tə vrux inə kɛ:rk (America) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)] III-3-3
kerkbank bank: bank (America) Één zon bank. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkbanken banken: benk (America) De banken in de kerk, de kerkbanken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkdeur kerkdeur: kerkdeur (America) De grote deur, de hoofdingang van de kerk [lijkdeur, kerkdeur, kirchduër]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkhof kerkhof: kerkhof (America), kérekhòf (America) De begraafplaats rondom bij de kerk [de/het kerkhof,-hoof,kirkef?]. [N 96A (1989)] || Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)] III-3-3