18681 |
sierlijke omslagdoek |
franjeldoek:
franjeldook (Q038p Amstenrade)
|
omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20569 |
sigarenpijpje |
spitsje:
sjpitskə (Q038p Amstenrade)
|
sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17752 |
sik |
geitenbaardje:
Spottend.
geitebeerdje (Q038p Amstenrade),
sik:
sik (Q038p Amstenrade)
|
sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
28694 |
sikkel |
zekel:
zēkǝl (Q038p Amstenrade)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
23399 |
sint-annabeeld |
sint-anna-te-drien:
sint annàà te drĭĕje (Q038p Amstenrade)
|
De beeldengroep gevormd door St. Anna met haar dochter Maria en haar kleinkind Jezus [St. Anna te drieën, St. Anna-trits?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23400 |
sint-jozefbeeld |
sint-joep:
sint jōēp (Q038p Amstenrade)
|
Een beeld van de H. Jozef. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33587 |
sjalot |
sjalot:
sjalot (Q038p Amstenrade),
sjarlot:
WBD\\WLD
sjàrlòt (Q038p Amstenrade)
|
[DC 13 (1945)]Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)]
I-7
|
18686 |
sjerp |
sjerp:
sjerp (Q038p Amstenrade)
|
sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22477 |
sjoelen |
sjoelbakken:
sjulbakə (Q038p Amstenrade)
|
Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17870 |
slaan |
houwen:
bond ɛn blāuw Xəhaouwə (Q038p Amstenrade),
slaan:
slaon (Q038p Amstenrade),
slaon dich om dien oore (Q038p Amstenrade)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|