18852 |
vriendelijk |
vriendelijk:
vrêuntjələk (Q038p Amstenrade)
|
welgezind tegenover andere mensen, vriendelijk [gemeen, braaf] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20316 |
vrijgezel |
vrijgezel:
vrîêgəzél (Q038p Amstenrade)
|
vrijgezel; ongehuwde man [patriara, wicht, vrijgezel] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20276 |
vroedvrouw |
wijsvrouw:
wiesvrouw (Q038p Amstenrade),
wīs˃vroͅu̯ (Q038p Amstenrade)
|
hoe heet de baker of vroedvrouw? [DC 05 (1937)] || vroedvrouw; (gediplomeerde) vrouw die helpt bij bevalling [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
23276 |
vroegmis |
vroegmis:
vrø.məs (Q038p Amstenrade)
|
vroegmis [RND]
III-3-3
|
19342 |
vrolijk |
goede zin:
gou zin höbbə (Q038p Amstenrade)
|
een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21276 |
vrouw |
vrouw:
vro.uw (Q038p Amstenrade),
vroͅuw (Q038p Amstenrade)
|
vrouw [RND], [RND]
III-3-1
|
34450 |
vrouwelijk jong van de geit |
germpje:
germkǝ (Q038p Amstenrade)
|
[N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34059 |
vrouwelijk kalf |
vaars:
vērs (Q038p Amstenrade)
|
[N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.]
I-11
|
34396 |
vrouwelijk lam |
germpje:
germkǝ (Q038p Amstenrade)
|
[L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.]
I-12
|
34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
ooi:
ø̜i̯ (Q038p Amstenrade)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|