17920 |
knijpen |
knijpen:
knīēpə (Q038p Amstenrade)
|
Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22363 |
knikker |
meis:
/
meisje (Q038p Amstenrade)
|
knikkers [SND (2006)]
III-3-2
|
22361 |
knikkeren |
huivelen:
huvele (Q038p Amstenrade)
|
Lievelingsspel 2. [SND (2006)]
III-3-2
|
22364 |
knikkerkuiltje |
huivenkuil:
#NAME?
huvekoel (Q038p Amstenrade),
kuiltje:
kylkə (Q038p Amstenrade)
|
Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17784 |
knipogen |
een oogje knippen:
ən eugskə knippə (Q038p Amstenrade)
|
Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
19076 |
knoest |
knoest:
WBD\\WLD
knōēs (Q038p Amstenrade)
|
Een harde, ruwe uitwas aan een boom (knoes, kwar, aast, knoop, inwas, knoest). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21001 |
knoflook |
knoflook:
men zegt dat de Joden deze het liefst gebruiken
knoflook (Q038p Amstenrade)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
33236 |
knolraap, raap |
reuben:
rø̄bǝ (Q038p Amstenrade)
|
Brassica rapa L. var. rapa. Knolraap is de gekweekte knol van de plant met de naam raapzaad, die een radijsachtige smaak heeft en doorgaans als veevoeder wordt geteeld, maar ook werd gegeten. Vergelijk ook de toelichting bij het lemma Koolraap (Bovengronds). De knollen zijn wit en hebben de grootte van een appel; het bovenste randje van de knol is vaak purperkleurig. Vaak worden ze in het stoppelveld gezaaid, na de graanoogst. De antwoorden zijn in het meervoud gegeven, behalve voor de verkleinvorm raapje dat aan het einde van het lemma is toegevoegd. [N 7, 16; N 12, 40; N 12A, 4b; JG 1b, 2c; L 6, 3a; L 41, 1; Wi 5; R 3, 31; monogr.; add uit N 12, 41 en Goossens 1963, kaart 20]
I-5
|
24723 |
knop waaruit twijg groeit |
oog:
WBD\\WLD
ooch (Q038p Amstenrade)
|
De knop waaruit scheuten of loten te voorschijn komen (loot, oog, knop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24849 |
knotten van wilgen |
vegen:
vèège (Q038p Amstenrade)
|
het knotten van wilgen, d.w.z. een wilg zodanig snoeien dat er een knotwilg ontstaat [DC 13 (1945)]
III-4-3
|