| 25856 |
licht bier |
pils:
pils (L250p Arcen)
|
Bier dat gebrouwen is uit lichte mout. Volgens de invuller uit L 325 had het "lagerbier" een alcoholpercentage van 6,3 procent, terwijl de zegsman uit Q 99 opmerkt dat het "jong bier" een percentage van 5 procent bevatte. De respondent uit L 210 vermeldt dat het "lagerbier" een laag stamwortgehalte bezat. [N 35, 97; monogr.]
II-2
|
| 26527 |
licht, steenlicht |
balans:
balans (L250p Arcen),
licht:
licht (L250p Arcen)
|
De inrichting waarmee de loper in verticale richting versteld kan worden om de afstand tot de onderste steen te regelen. De taats van het staakijzer of de kleine spil rust daartoe in een taatspot. In oudere molens is deze pot bevestigd op een zware balk, de vonderbalk. Deze balk scharniert aan één zijde in de houtconstructie van de molen, aan de andere zijde wordt hij omhooggehouden met een hefboom, bestaande uit een lichtijzer en een lichtboom met daaraan een koord of ketting en een gewicht. Later werd dit type lichtwerk vooral in watermolens vervangen door een ijzeren systeem. Daarbij staat de taatspot op een ijzeren lat die door middel van een regelrad op en neer geschroefd kan worden (Janssen, pag. 88/89). Zie ook afb. 85. Blijkens de opgaven is licht in P 53 en P 56 onzijdig. [N 0,23a; A 42A, 30; Sche 58; Vds 109; Jan 139; Coe 120; Grof 142; N O, 23p; monogr.; Vld]
II-3
|
| 26538 |
lichtboom |
wip:
wip (L250p Arcen)
|
De hefboom waaraan aan één uiteinde het lichttouw is bevestigd; met het andere uiteinde is de lichtboom aan het lichtijzer vastgemaakt. Zie ook afb. 85. [N O, 23e; A 42 A , 27; Vds 111; Jan 145; N D, 22]
II-3
|
| 19353 |
lichtgeraakt, kregel |
gauw geraakt:
gawgerakt (L250p Arcen)
|
lichtgeraakt [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 22750 |
lied, liedje |
lied:
leed (L250p Arcen),
liedje:
litsjə (L250p Arcen)
|
lied [SGV (1914)] || liedje [RND]
III-3-2
|
| 22696 |
liederen (mv.) |
liedjes:
lĕĕdjes (L250p Arcen)
|
liederen (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
| 19059 |
lief |
lief:
leef (L250p Arcen)
|
lief [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 19061 |
liefde |
liefde:
leefde (L250p Arcen, ...
L250p Arcen)
|
liefde [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-1
|
| 19060 |
liefhebben |
liefhebben:
leefhebbe (L250p Arcen)
|
liefhebben [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 18881 |
liefkozen |
aaien:
aaje (L250p Arcen)
|
liefkozen [SGV (1914)]
III-1-4
|