e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L250p plaats=Arcen

Overzicht

Gevonden: 2266
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jongen jong: jŏng (Arcen) jongen (knaap) [SGV (1914)] III-2-2
jood jood: joed (Arcen, ... ) jood [SGV (1914)] III-3-1, III-3-3
judas judas: Judas (Arcen) Judas [SGV (1914)] III-3-3
juffrouw juffer: juffer (Arcen) juffer [SGV (1914)] III-3-1
jurk jak: we zullen daan jak ganz môtten lostorre um te kunnen veranderen (Arcen) Jurk. We zullen die jurk helemaal moeten lostornen voor we ’m kunnen veranderen. [DC 39 (1965)] III-1-3
kaak bakkes: bàkəs (Arcen), kaak: kāāk (Arcen), ká:k (Arcen) kaak [DC 02 (1932)] III-1-1
kaal (zijn), kaal hoofd kaal: kaal (Arcen) De man is kaal [DC 42B (1967)] III-1-1
kaam kaan: kǭn (Arcen) Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.] II-2
kaantjes kaaien: kòje (Arcen) vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)] III-2-3
kaar kaar: kār (Arcen) Trechtervormige bak boven de bovenste molensteen waarin het te malen graan wordt gestort. Zie ook afb. 78. [N O, 19i; N O, 41a; A 42A, 37; N D, 11; Sche 51; Vds 148; Jan 155; Coe 136; Grof 157; monogr.] II-3