34014 |
naar rechts |
hot:
hǫt (L250p Arcen)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nachtegaal (L250p Arcen)
|
nachtegaal [SGV (1914)]
III-4-1
|
24394 |
nachtvlinder |
nachtvlinder:
nach-vlinder (L250p Arcen)
|
nachtuiltje, nachtvlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
18937 |
nadeel |
nadeel:
noadiesl (L250p Arcen),
schade:
schaaj (L250p Arcen)
|
nadeel [SGV (1914)]
III-1-4
|
20138 |
nageboorte |
het kwaad:
’t kwaod (L250p Arcen),
nageboorte:
noageboorte (L250p Arcen)
|
nageboorte van de mens; hoe noemde men vroeger - -? [DC 33 (1961)]
III-2-2
|
34179 |
nageboorte van de koe |
bocht:
bōx (L250p Arcen)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
33881 |
nageboorte van het paard |
bocht:
bōx (L250p Arcen)
|
Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55]
I-9
|
17770 |
nagel |
nagel:
nagel (L250p Arcen, ...
L250p Arcen),
ná:gəl (L250p Arcen)
|
nagel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20081 |
nagelbloem (clethra alnifolia) |
kruitnageltje:
kroetnägelke (L250p Arcen)
|
nagelbloem (anjelier) [SGV (1914)]
III-2-1
|
25825 |
nagisten |
rijpen:
rijpen (L250p Arcen)
|
Gezegd van bier. De nagisting ondergaan in legervaten, legerkuipen of legertanks. Het woordtype "lageren" (L 290, L 325, P 120, Q 32, Q 95, Q 101) kan zowel overgankelijk als onovergankelijk worden gebruikt. Gezien de formulering van vraag N 35, 80: "Hoe noemt u het eigenlijke nagisten? Het bier moet ..." zijn bovengenoemde opgaven in dit lemma opgenomen. Zie ook het lemma ''legeren''. Het woordtype "nastoten" (Q 20) wordt gebruikt wanneer het bier tijdens de nagisting nog tamelijk hevig gist (Claessen, pag. 2. 45). Volgens de invuller uit P 180 bleef het bier tot zes maanden liggen. [N 35, 80; monogr.]
II-2
|