24814 |
fluweelboom |
azijnboom:
WBD/WLD = fluweelboom / VD: sierstruik (Rhus typhina) met scharlaken bladeren; syn. azijnboom
azi-jnbòwm (L417p As)
|
fluweelboom [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33755 |
fokmerrie |
kweekmeer:
kwē.kmē̜.r (L417p As)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
kweekzoog:
kwēksū.ǝx (L417p As)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
25025 |
fonkelen, flonkeren |
fonkelen:
(licht).
fónkele (L417p As),
(vuur).
vónkele (L417p As)
|
levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21559 |
fooi |
fooi:
fōēj (L417p As),
pree (<fr.):
pree (L417p As),
quinzime (fr.):
kəzem (L417p As)
|
de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20143 |
fopspeen |
fopspeen:
(= fopspeen).
fópspīēn (L417p As),
lots:
syn. tuter
lòts (L417p As)
|
fopspeen || speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
33528 |
framboos |
hennenbeer:
hinnebiêre (L417p As),
WBD/WLD = fràmboos
hinnəbīēre (L417p As, ...
L417p As)
|
framboos [N 92 (1982)]
I-7
|
18784 |
franje |
franjel:
franjel (L417p As)
|
franje [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
24315 |
fret |
fret:
fret (L417p As)
|
Fret, een tam bunzingachtig diertje waamee de konijnen uit hun holen worden verdreven [N 94 (1983)]
III-4-2
|
25240 |
fris weer |
kil:
keel wéér (L417p As)
|
tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|