22657 |
goedkoopste rang in een schouwburg |
spijker:
spi-jker (L417p As)
|
de goedkoopste rang in een schouwburg [uilekot] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18954 |
goedzak |
bluts:
Mersi-j, de bös nûw ins echt ein gooj bluts Syn. dimpel
bluts (L417p As),
flabbes:
flabbes (L417p As),
goede jong:
t es zoë n gooie jong (L417p As),
goede kloot:
gooje klōēt (L417p As),
goede lummel:
gooje limmel (L417p As),
goede zak:
ein gooi zak (L417p As),
goede ziel:
gooi ziêl (L417p As),
goedzak:
goodzàk (L417p As),
ook materiaal znd 24, 22
goodzak (L417p As),
lobbes:
Syn. flabbes, ein gooiziêl, ein gooi zok...
löbbes (L417p As),
sok:
zòk (L417p As)
|
een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)] || goedaardige sul || goedzak [ZND 01 (1922)] || goedzakkig mens || t Is zulk een goeie jongen. [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
24538 |
gom |
gom:
WBD/WLD ó even gesloten als oo
góm (L417p As)
|
De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17903 |
gooien |
gooien:
güen (L417p As),
smijten:
smieten (L417p As, ...
L417p As)
|
Ge moet uw geld niet in het water gooien (smijten, werpen, ...). [ZND 44 (1946)] || smijten [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-1-2
|
20544 |
gort |
gebroken koren:
gebrūke kōēre (L417p As)
|
gort; Hoe noemt U: Graan dat op de molen verbrijzeld is, grutten (gort, grut, smoel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24411 |
gouden tor |
goudkever:
WBD/WLD
gòwdkééver (L417p As)
|
Hoe noemt u de gouden kever: een soort kever, 15-21mm lang, bladsprietig (goudkever, goudbeest, gouwke, hovenier) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24156 |
goudhaantje |
bospiepertje:
bospieperke (L417p As)
|
goudhaantje
III-4-1
|
21714 |
gouverneur |
gouverneur (<fr.):
gŏĕvernéúr (L417p As)
|
de officiële vertegenwoordiger van de koningin [koning] in een provincie [commissaris, gouverneur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21327 |
graaf |
graaf:
(g. Ned.) Voor edelman, niet voor spade.
<graaf> (L417p As)
|
graaf [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
33085 |
graan stapelen in de schuur |
bermen:
b˙ɛrǝmǝ (L417p As),
tassen:
tastǝ (L417p As)
|
Wanneer men met de oogstkar bij de boerderij is aangekomen, worden de schoven in de schuur opgetast, in afwachting van het dorsen. Dit gebeurt in een ruimte naast de dorsvloer, het schuurvak, of, bij plaatstekort, op een tijdelijk geconstrueerde schelf boven de dorsvloer. Zie hiervoor aflevering I.6 over Bedrijfsruimten van de boerderij. Zie ook het lemma ''korenmijt'' (5.1.18). In dit lemma staan de opgaven voor het tassen van de schoven bijeen. [N 5A, 69c; N 15, 46; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|