24933 |
grindx |
kiezel:
kiezel (L417p As)
|
grind [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
18884 |
grinniken |
grinniken:
grinnike (L417p As)
|
lachen, niet hardop en met een knorrend bijgeluid, soms spottend [grinniken, grinnieken, gabberen, gramelen, gremelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32968 |
groei |
fut:
fut (L417p As)
|
Opgaven voor de uitdrukking "er zit geen groei in". [L 8, 7a; monogr.]
I-4
|
24732 |
groei, wasdom |
scheut:
WBD/WLD
sjoewt (L417p As),
was:
WBD/WLD
was (L417p As)
|
Groei, wasdom, levenskracht in planten (tier, krots). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17541 |
groeien |
bijkomen:
bie gekaome (L417p As),
een scheut krijgen:
(= versnelling)
ne sjōēt make (L417p As),
wassen:
wasse (L417p As),
wasǝ (L417p As)
|
De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || die kleine heeft geprofiteerd (struiser, groter geworden) [ZND 40 (1942)] || groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)]
I-4, III-1-1
|
24715 |
groeien, wassen |
opschieten:
WBD/WLD
òpsjete (L417p As),
trekken:
WBD/WLD
trekke (L417p As),
wassen:
WBD/WLD
wàsse (L417p As)
|
Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25026 |
groen (kleur) |
groen:
green (L417p As, ...
L417p As)
|
groen [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)]
III-4-4
|
24594 |
groene berkentak |
rijs:
WBD/WLD
ri-js (L417p As)
|
Een groene berketak (berkemei). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24164 |
groenling |
groenvink:
greenvink (L417p As)
|
groenling
III-4-1
|
20778 |
groente |
groente:
greentsje (L417p As),
Slaai, puur en al di-j ander greentes mote riêgelmoatig wat water kriege
greente (L417p As),
WBD/WLD
greente (L417p As),
legumen:
WBD/WLD
legumme (L417p As)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)] || groente || groenten
III-2-3
|