19886 |
huurhuis |
huurhuis:
heerhoes (L417p As),
heerhûs (L417p As)
|
huurhuis [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
21333 |
huurpenning |
werdel:
[beïnvloeding door suggesties "huurpenning [...] worrel, weerder"in de vraagstelling]
wĭĕrrel (L417p As),
Van Dale: meepenning, godspenning, huurpenning.
wierdel (L417p As),
WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.
wierdel (L417p As)
|
het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)] || huurpenning [ZND 01 (1922)] || meepenning (handgeld) [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
20429 |
huwelijk |
echtverbinding:
èchtverbénning (L417p As),
houwelijk:
houwelik (L417p As),
trouw, de -:
tròw (L417p As)
|
de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)] || huwelijk [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
20022 |
hyacint |
druiventrosje:
WBD/WLD
drówvətréskə (L417p As)
|
Hyacint (hyacinthus oriëntalis). Bloemdek met naar buiten omgebogen slippen; bol platrond met witte of violette buitenmantel. De bladeren zijn vlezig, tot 2 cm breed. De bloemstelen zijn tijdens de bloei ineengebogen, met een klein schutblaadje, de meeldr [N 92 (1982)]
III-2-1
|
21667 |
hypotheek |
hypotheek:
ps. invuller twijfelt over het antwoord!
hĭĕpəthīēk ? (L417p As)
|
de geldsom die verstrekt wordt op een onderpand bestaande uit bijv. onroerend goed [hypotheek, rippeteek] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21216 |
identiteitskaart |
pas:
pàs (L417p As)
|
de gelegaliseerde kaart waaruit iemands identiteit blijkt [identiteitsbewijs, indentie-bewijs, eenzelvigheidsbewijs] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21793 |
iemand graag mogen |
gaarne te doen hebben met:
met emes géér te doon hébbe (L417p As),
kunnen lijden:
kónne li-je (L417p As)
|
iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19296 |
iemand hinderen |
hinderen:
hindere (L417p As),
ophouden:
òphòwe (L417p As),
plagen:
plaoge (L417p As),
storen:
stōēre (L417p As),
verhinderen:
verhindere (L417p As)
|
iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19232 |
iemand iets op het hart drukken |
de wacht aanzeggen:
de wàcht aanzeGGe (L417p As),
op het hart drukken:
òp ⁄t hàrt drékke (L417p As)
|
iemand iets met nadruk aanbevelen opdat hij het niet vergeten of verzuimen zal [de wacht aanzeggen, bokstapelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18941 |
iemand iets verwijten |
kwalijk pakken:
kaolik pàkke (L417p As),
verwijten:
verwi-jte (L417p As)
|
iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|