e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huurhuis huurhuis: heerhoes (As), heerhûs (As) huurhuis [ZND 01 (1922)] III-2-1
huurpenning werdel: [beïnvloeding door suggesties "huurpenning [...] worrel, weerder"in de vraagstelling]  wĭĕrrel (As), Van Dale: meepenning, godspenning, huurpenning.  wierdel (As), WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.  wierdel (As) het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)] || huurpenning [ZND 01 (1922)] || meepenning (handgeld) [ZND 01 (1922)] III-3-1
huwelijk echtverbinding: èchtverbénning (As), houwelijk: houwelik (As), trouw, de -: tròw (As) de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)] || huwelijk [ZND 01 (1922)] III-2-2
hyacint druiventrosje: WBD/WLD  drówvətréskə (As) Hyacint (hyacinthus oriëntalis). Bloemdek met naar buiten omgebogen slippen; bol platrond met witte of violette buitenmantel. De bladeren zijn vlezig, tot 2 cm breed. De bloemstelen zijn tijdens de bloei ineengebogen, met een klein schutblaadje, de meeldr [N 92 (1982)] III-2-1
hypotheek hypotheek: ps. invuller twijfelt over het antwoord!  hĭĕpəthīēk ? (As) de geldsom die verstrekt wordt op een onderpand bestaande uit bijv. onroerend goed [hypotheek, rippeteek] [N 89 (1982)] III-3-1
identiteitskaart pas: pàs (As) de gelegaliseerde kaart waaruit iemands identiteit blijkt [identiteitsbewijs, indentie-bewijs, eenzelvigheidsbewijs] [N 90 (1982)] III-3-1
iemand graag mogen gaarne te doen hebben met: met emes géér te doon hébbe (As), kunnen lijden: kónne li-je (As) iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)] III-3-1
iemand hinderen hinderen: hindere (As), ophouden: òphòwe (As), plagen: plaoge (As), storen: stōēre (As), verhinderen: verhindere (As) iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand iets op het hart drukken de wacht aanzeggen: de wàcht aanzeGGe (As), op het hart drukken: òp ⁄t hàrt drékke (As) iemand iets met nadruk aanbevelen opdat hij het niet vergeten of verzuimen zal [de wacht aanzeggen, bokstapelen] [N 85 (1981)] III-1-4
iemand iets verwijten kwalijk pakken: kaolik pàkke (As), verwijten: verwi-jte (As) iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)] III-1-4