21915 |
jaarduif |
jaarduif:
jaordóuf (L417p As),
joar doef (L417p As)
|
een jonge duif van één jaar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21851 |
jaarmarkt |
jaarmarkt:
jaormèrret (L417p As)
|
de markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden [foor, jaarmarkt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18539 |
jachtpak |
jagerskostuum:
jīēgərskəstim (L417p As)
|
het jachtcostuum [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18383 |
jachtschoen |
jagersschoen:
jīēgərssjoon (L417p As)
|
Hoe noemt u in het algemeen een schoen die op jacht gedragen wordt? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
zjakkèt (L417p As),
pitteleer (<fr.):
pittəléér (L417p As)
|
het jacquet-costuum [N 59 (1973)]
III-1-3
|
21181 |
jagen |
jagen:
ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft (dus tussen rechte haken!).
jāge (L417p As),
trekken:
trékke (L417p As)
|
voorttrekken van een trekschuit [jagen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18560 |
jagersjas |
jagersjas:
jīēgərsjas (L417p As)
|
groene jas met een plooi in de rug [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18259 |
jak |
jak:
jak (L417p As)
|
jak [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
afgunstig:
aafgunstig (L417p As),
jaloers:
zjeloers (L417p As),
zjelōēs (L417p As),
det waas zuu fi-jn, echt òm zjaloers op te wère
zjaloers (L417p As),
ook materiaal znd 27, 44
jaloersch (L417p As)
|
afgunstig, jaloers || een andere om iets benijdend [jaloers, afgunstig] [N 85 (1981)] || jaloers [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
20548 |
jam |
confituur:
kenfitūūr (L417p As)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|