e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
janken janken: WBD/WLD  jànke (As) Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)] III-2-1
jarig zijn verjaren: verjaore (As, ... ) zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren] [N 112 (2006)] || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)] III-3-2
jas putjasje: pętjɛskǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Eisden]) Jas die de mijnwerker als bovenkleding draagt. Het "putjasje" dat men in L 417 kent, heeft twee binnenzakken: één voor het eten en één voor de mijnlamp. [N 95, 64; Vwo 139] II-5
jas: algemeen jas: hīē is vader z⁄n jas en moeder hēͅr geld, vader z⁄n koe en vader z⁄n hoond (As), jas (As), jas, 2 jes (As) jas [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)] || Jas. Hier is vader zn jas en moeder haar geld... [ZND 44 (1946)] III-1-3
jenever borrel: borrel (As), bòrrel (As), brandewijn: brandewien (As), drupje: drépke (As), geen jenever  drepkə (As), jenever: zjenéeever (As), klare: klaore (As), schnaps (du.): sjnaps (As) jenever [ZND 01u (1924)] || jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)] III-2-3
jeneverbes bekelaar: WBD/WLD = jeneverbes  béékəléér (As), sneeuwkriek: -  sni:krik (As), sneeuwkriekenstruik: -  sni:krikəstru:k (As) jeneverbes (Juiniperus communis L.) [N 92 (1982)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [ZND 49 (1958)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de vrucht [ZND 49 (1958)] III-4-3
jeugd, jongelieden jongelui: cf. VD s.v. "jongelieden"; cf. VD s.v. "jongelui  joenglie (As), jonkheid: jonkheid (As) jongelieden; grote (opgeschoten) jongens en meisjes [ZND 11 (1925)] III-2-2
jeuken jeuken: jeeke (As) jeuken [ZND 01 (1922)] III-1-2
jicht flerecijn: flērezijn (As), jicht: jicht (As, ... ) jicht [ZND 01 (1922)] || Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)] || Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)] III-1-2
joelen herrie schoppen: hèrrĭĕ sjóppe (As), jouwen: jówe (As), tempeesten: Van Dale: tempeesten, (gew.) 1. stormen; -2. razen en tieren.  témpīēste (As) zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)] III-3-1