18724 |
kammen |
kammen:
kamǝ (L417p As),
kèmme (L417p As),
kɛm (L417p As)
|
De tanden van het aswiel in wind- en watermolen. De tanden van het aswiel zijn in het algemeen vervaardigd van een harde of taaie houtsoort. Verscheidene zegslieden vermelden dan ook het gebruik van beukehout. In de meeste watermolens was het (houten) rondsel aan het uiteinde van het staakijzer meestal vervangen door een (metalen) kamwiel. De benamingen voor de tanden van dit kamwiel zijn eveneens hieronder opgenomen. Zie ook het lemma ɛstavenɛ.' [N O, 11l; Vds 91; Vds 92; Jan 101; Coe 80; Coe 83; Grof 106; A 42A, 12] || kammen [ZND 01 (1922)]
II-3, III-1-3
|
26291 |
kammen en staven insmeren |
insmeren:
ensmī.rǝ (L417p As)
|
[Jan 110; Coe 85; Grof 107]
II-3
|
22336 |
kampen |
kavelen:
kavele (L417p As)
|
uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren] [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24704 |
kamperfoelie |
zuikersmemmetjes:
WBD/WLD
zówkəsmemkəs (L417p As)
|
Wilde kamperfoelie (lonicera periclymenum 150 tot 300 cm grote klimplant met houtige stengels; de bladeren zijn tegenoverstaand en meestal gaafrandig; de bloemen staan in (schijn)kransen of hoofdjes met een lange kroonbuis, geelachtig wit of purperrood [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21173 |
kanaal |
kanaal:
knaal (L417p As)
|
een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23431 |
kandelaar op het altaar |
kandelaar:
kandeler (L417p As)
|
De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20625 |
kandijsuiker |
borstsuiker:
borstsòkker (L417p As),
botsòkker (L417p As)
|
kandijsuiker in gestampte klompjes
III-2-3
|
20836 |
kaneel |
kaneel:
Eè stèèfke keniêl bi-j de père doon
keniêl (L417p As)
|
kaneel
III-2-3
|
19109 |
kans |
kans:
kans (L417p As),
ruimte:
ri-jmte (L417p As)
|
De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] || kans, mogelijkheid
III-1-4, III-3-2
|
32151 |
kantfineer |
lap:
lap (L417p As)
|
Strook fineer op de zijkanten van deuren en bladen. [N 56, 21a]
II-12
|