e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kammen kammen: kamǝ (As), kèmme (As), kɛm (As) De tanden van het aswiel in wind- en watermolen. De tanden van het aswiel zijn in het algemeen vervaardigd van een harde of taaie houtsoort. Verscheidene zegslieden vermelden dan ook het gebruik van beukehout. In de meeste watermolens was het (houten) rondsel aan het uiteinde van het staakijzer meestal vervangen door een (metalen) kamwiel. De benamingen voor de tanden van dit kamwiel zijn eveneens hieronder opgenomen. Zie ook het lemma ɛstavenɛ.' [N O, 11l; Vds 91; Vds 92; Jan 101; Coe 80; Coe 83; Grof 106; A 42A, 12] || kammen [ZND 01 (1922)] II-3, III-1-3
kammen en staven insmeren insmeren: ensmī.rǝ (As) [Jan 110; Coe 85; Grof 107] II-3
kampen kavelen: kavele (As) uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren] [N 88 (1982)] III-3-2
kamperfoelie zuikersmemmetjes: WBD/WLD  zówkəsmemkəs (As) Wilde kamperfoelie (lonicera periclymenum 150 tot 300 cm grote klimplant met houtige stengels; de bladeren zijn tegenoverstaand en meestal gaafrandig; de bloemen staan in (schijn)kransen of hoofdjes met een lange kroonbuis, geelachtig wit of purperrood [N 92 (1982)] III-4-3
kanaal kanaal: knaal (As) een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)] III-3-1
kandelaar op het altaar kandelaar: kandeler (As) De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)] III-3-3
kandijsuiker borstsuiker: borstsòkker (As), botsòkker (As) kandijsuiker in gestampte klompjes III-2-3
kaneel kaneel: Eè stèèfke keniêl bi-j de père doon  keniêl (As) kaneel III-2-3
kans kans: kans (As), ruimte: ri-jmte (As) De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] || kans, mogelijkheid III-1-4, III-3-2
kantfineer lap: lap (As) Strook fineer op de zijkanten van deuren en bladen. [N 56, 21a] II-12