21221 |
karweien |
karweien:
kərweje (L417p As)
|
onbetaalde arbeid verrichten aan de openbare wegen (karweien, botten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31572 |
karwip |
krik:
krek (L417p As)
|
Werktuig dat door smeden wordt gebruikt om karren op te lichten, bijvoorbeeld wanneer er onderdelen van een wiel zoals een naafbus of wielband vervangen moeten worden. Het bestaat uit een getande stang die door middel van een hefboom omhoog en omlaag kan worden bewogen. Mogelijk kunnen met de termen in dit lemma ook andere soorten heftoestellen worden bedoeld. Zie ook afb. 208. [N 17, 81; N 33, 283; monogr.]
II-11
|
19695 |
kast |
kast:
kast (L417p As, ...
L417p As),
kást (L417p As)
|
kast [N 56 (1973)], [ZND 01 (1922)] || Leg die broden op de kast [ZND 05 (1924)]
III-2-1
|
19505 |
kastplank |
bred:
briêd (L417p As),
riggel:
regəl (L417p As)
|
legplank || plank in een kast [N 56 (1973)]
III-2-1
|
19826 |
kat |
kat:
WBD/WLD
kàt (L417p As),
poes:
(sleeptoon)
pûs (L417p As),
WBD/WLD
pōēws (L417p As)
|
Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] || poes
III-2-1
|
23213 |
katholiek |
katholiek (<fr.):
catheliek (L417p As)
|
Katholiek. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
28768 |
katoen |
katoen:
katoen (L417p As)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
27672 |
katrolsysteem |
poulietje:
pǫlikǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Laura, Julia])
|
Het katrolsysteem waarmee de kleerhaken met kleren onder het dak worden gehangen. [N 95, 57]
II-5
|
24179 |
kauw |
kerkuil:
kerkiel (L417p As),
tauw:
kleinste soort kraai
tauw (L417p As)
|
kauw || kerkkauw [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
20488 |
kauwen |
knabbelen:
knàbbele (L417p As),
knauwelen:
knauwele (L417p As)
|
kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|