e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kelder kelder: Ki-jk dèè hèèt ziêker water inne kalder: zijn broekspijpen zijn te kort  kalder (As), keller: kaller (As), kalər (As, ... ) kelder [RND], [ZND 36 (1941)] III-2-1
keldergat kellergat: kalərgāt (As) keldergat [ZND 12 (1926)] III-2-1
kennen kunnen: Es ¯r mich zi-jne naam neet gezagd hauw, zuiw ich hem neet miêr gekandsj (of herkandsj)höbbe  könne (As) kennen III-1-4
kerel kerel: kĕrel (As), kɛ.rəl (As) kerel [RND], [ZND 01 (1922)] III-3-1
keren binnenstebuiten draaien: bęnǝlstǝbowtǝ drɛjǝ (As), draaien: drɛi̯ǝ (As), omdraaien: omdrɛi̯ǝ (As) Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.] || Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW] I-1, II-7
kerk kerk: kerk (As), kərk (As), e= Franse est  de kerk (As) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || De kerk. [ZND 12 (1926)] || Kerk. [ZND 01 (1922)] III-3-3
kerkbank bank: baŋk (As) Één zon bank. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkbanken banken: bɛŋk (As) De banken in de kerk, de kerkbanken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkdeur kerkdeur: kərkdīr (As) De grote deur, de hoofdingang van de kerk [lijkdeur, kerkdeur, kirchduër]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkhof kerkhof: kərkhəf (As), m  de kerkef (As) De begraafplaats rondom bij de kerk [de/het kerkhof,-hoof,kirkef?]. [N 96A (1989)] || Kerkhof. [ZND 14 (1926)] III-3-3