e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kous: algemeen kous: koeos (As), kous (As) kous [ZND 01 (1922)] || kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] III-1-3
kousenband bindel: bènnel (As) kousenband [ZND 01 (1922)] III-1-3
kousenwol wollen garen: wòlle gāre (As) Wollen garen voor het breien van kousen (saai, sajet) [N 79 (1979)] III-1-3
kouter kouter: kǫu̯.tǝr (As) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kouwe drukte een gedoe: (wat e) gedoog (As), gedoe op niks: gedoog op niks (As), storm in een glas water: (subst.).  stérm in e glaas wāter (As) drukte maken voor niets [N 85 (1981)] || drukte voor niets, kouwe drukte [bezwaai, pehaai, poehaai, behaai] [N 85 (1981)] III-1-4
kraag kraag: kreeg (As) kraag [ZND 01 (1922)] III-1-3
kraagmantel pelerine (<fr.): pillərin (As) een ouderwetse kraagmantel (pellerine?) [N 59 (1973)] III-1-3
kraagpunt punt: pent (As) Het spits toelopende uiterste deel van de legger van de kraag aan de schouderzijden, haaks op de revers. [N 59, 122b] II-7
kraakbeen knoers/knors: knors (As) kraakbeen [ZND 01 (1922)] III-1-1
kraaltjes pareltjes: pɛ.rəlkəs (As) kraaltjes [RND] III-3-2