26082 |
kruien |
kruien:
kriǝn (L417p As)
|
Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.]
I-13
|
19581 |
kruik |
kruik:
kroék (L417p As),
tuit:
teit (L417p As)
|
grote kan of kruik || kruik [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
20806 |
kruimel |
greumel:
Geer penskes zatten òs nog gèè griêmelke ète viêr
griêmel (L417p As)
|
kruimel
III-2-3
|
17573 |
kruin |
kruin:
kroen (L417p As)
|
kruin [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
17649 |
kruis |
kruis:
kries (L417p As),
krī.s (L417p As)
|
Kruis. [ZND 01 (1922)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14]
I-9, III-3-3
|
22476 |
kruis of munt |
kop of munt:
kop og munt (L417p As),
kruis of munt:
kri-js og munt (L417p As)
|
Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23203 |
kruisbeeld |
crucifix (<lat.):
crucifix (L417p As),
kruisbeeld:
kriesbeeld (L417p As)
|
Crucifix. [ZND 01 (1922)] || Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33551 |
kruisbes |
kroenzel:
kroensele (L417p As),
kroeonselen (L417p As),
nnl kruisbes
kroonsel (L417p As),
WBD/WLD = kruisbes
krōēnsələ (L417p As, ...
L417p As),
kroesbeer:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 138
kriesbiër (L417p As)
|
kruisbes [N 92 (1982)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)] || stekelbes
I-7
|
20994 |
kruisbessenvlaai |
kronselenvlaai:
kroonselevlaai (L417p As)
|
kruisbessenvlaai
III-2-3
|
32798 |
kruiselings eggen |
kruisweegs [eggen]:
krīswē̜xs (L417p As)
|
Bij de bewerking van stoppelland zowel als bij onkruidbestrijding egt men het stuk vaak kruisvormig, d.w.z. in de lengte en in de breedte. Gewoonlijk worden alleen brede akkers op deze wijze bewerkt; wanneer men een smalle akker (ook) in de breedte egt, moet er immers veel vaker gekeerd worden, wat meer tijd vraagt dan wanneer men die akker (nog eens) in de lengte egt. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zij verwezen naar de toelichting op het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 84b]
I-2
|