19668 |
lade |
lade:
laai (L417p As),
lāi (L417p As),
schuif:
sji-jf (L417p As),
Hèè trok het sji-jfke upe
sji-jf (L417p As),
tafellade:
tōͅfəllāi̯ (L417p As)
|
een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || kastlade || lade || lade van een tafel [ZND 39 (1942)] || schuif
III-2-1
|
28866 |
lade in de kleermakerstafel |
lade:
lāj (L417p As),
schuif:
še-jf (L417p As)
|
De lade in de kleermakerstafel, waarin men opbergt wat nog niet wordt behandeld. Volgens de informant van Q 198 was er geen lade in de tafel. [N 59, 1b]
II-7
|
27367 |
laden |
laden:
lāi̯.ǝ (L417p As)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
28276 |
lader |
lader:
lājǝr (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Maurits])
|
De persoon die op de laadpunten de kolen in de mijnwagens laadt door het openen en sluiten van de laadbak. Indien aanwezig, bedient hij ook de wagentrekker of de lier waarmee de wagens verplaatst kunnen worden. [N 95, 141; monogr.; Vwo 229; Vwo 236; Vwo 461; Vwo 465; Vwo 666]
II-5
|
27854 |
lading |
vracht:
vraxt (L417p As)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
30601 |
lak |
lak:
lák (L417p As)
|
Verf die is samengesteld uit vernis, standolie, terpentijn en zuivere verfstoffen. Zie ook het lemma ɛlakɛ in wld II.9, pag. 191.' [N 56, 50b; monogr.]
II-12
|
19769 |
laken |
lakenstof:
lākǝstof (L417p As)
|
Effen of met keperbinding geweven wollen stof, die door volling zulk een dichtheid heeft verkregen, dat men van draden vrijwel niets kan zien, zodat de oppervlakte zich viltachtig voordoet. [N 62, 75f; N 59, 201; MW]
II-7
|
18147 |
lam |
lam:
la.m (L417p As),
laam (L417p As),
lam (L417p As),
lamp (L417p As),
lammetje:
lɛmkǝ (L417p As),
lɛmkǝn (L417p As),
schaapje:
šēpkǝ (L417p As),
šɛ̄pkǝn (L417p As)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || lam [ZND 01 (1922)]
I-12, III-1-2
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lamǝ (L417p As),
lamǝn (L417p As)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
19584 |
lamp |
lamp:
lamp (L417p As, ...
L417p As)
|
lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|