28310 |
locomotiefloods |
locozaal:
lōkōzāl (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Eisden]),
remise:
rǝmi (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Ondergrondse ruimte, meestal in de buurt van de schacht, waar de niet in gebruik zijnde locomotieven worden ondergebracht. [N 95, 701; monogr.]
II-5
|
28311 |
locomotiefmachinist |
locomachinist:
lokomašinest (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg, Eisden])
|
Arbeider die de mijnlocomotief bedient. [N 95, 151; monogr.]
II-5
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
bīǝkǝ (L417p As)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
21837 |
logeren |
uit logeren:
ówtlozjéére (L417p As)
|
in de winter bij elkaar gaan logeren [winterneven] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33813 |
lomp paard |
stommerik:
stomǝrek (L417p As)
|
[JG 1a; N 8, 62h]
I-9
|
17688 |
long |
long:
long (L417p As)
|
long [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
27687 |
loods |
laadzaal:
lǭzāl (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg, Waterschei]),
remise:
rǝmejs (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Domaniale])
|
Algemene benaming voor een gebouw waar materialen zoals machines (Q 121c) of stijlen (L 374) kunnen worden opgeslagen. [N 95, 11]
II-5
|
24846 |
loof |
loof:
luîf (L417p As),
WBD/WLD
lòwf (L417p As)
|
De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof, lover
III-4-3
|
24843 |
loofbomen (alg.) |
loofboom:
laufbòum (L417p As)
|
Hoe noemt u: de bomen die echte bladeren, dus geen naalden, hebben [N 75 (1975)]
III-4-3
|