25100 |
motregenen, licht regenen |
daar valt het van de kromme:
LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).
doa viltsj van dèè kròmme (L417p As),
neetselen:
neetsele (L417p As),
(ook zo genoemd).
nīētsele (L417p As),
werkwoord.
nīētsele (L417p As),
sprenkelen:
sprènkele (L417p As),
zeveren:
zēͅivərə, hət sēͅivərt (L417p As),
(ook zo genoemd).
zèjvere (L417p As),
werkwoord.
zèjvere (L417p As)
|
klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || miezelen, motregenen || motregen, fijne regen || Motregenen. Vertaal in uw dialect: motregenen, het motregent (regenen met heel fijne druppels). [ZND 49 (1958)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25664 |
mout |
mout:
mawt (L417p As)
|
Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.]
II-2
|
18264 |
mouw |
mouw:
moe (L417p As),
mow (L417p As),
mów (L417p As)
|
de mouw [N 59 (1973)] || mouw [ZND 01 (1922)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW]
II-7, III-1-3
|
29070 |
mouwomslag, manchet |
manchet:
mǝšɛt (L417p As)
|
Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW]
II-7
|
28903 |
mouwplank |
mouwplankje:
mowplęŋkskǝ (L417p As)
|
De mouwplank gebruikt men voor het openpersen van de mouwnaden; zij wordt daartoe in de mouwen gestoken. De informant van L 416 zegt een mouwplank met één poot te gebruiken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ. Zie afb. 16.' [N 59, 19d]
II-7
|
29066 |
mouwsplitje |
spleet:
splīt (L417p As)
|
Het splitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131a]
II-7
|
29069 |
mouwvoering aannaaien |
mouwen aannaaien:
mowǝ ānnęjǝ (L417p As)
|
De voering van de mouw aan het armsgat hechten. [N 59, 127]
II-7
|
24356 |
mug |
mug:
maĕgh (L417p As),
mègk (L417p As)
|
mug [Willems (1885)]
III-4-2
|
20598 |
muik |
kuil:
ondergronds
kŏĕl (L417p As)
|
mui; Hoe noemt U: (Geheime) bergplaats voor onrijp fruit (mui, ponk, bier, moele, loering, gielgoerde) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33767 |
muil |
muil:
mū.l (L417p As)
|
Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b]
I-9
|