e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
natte sneeuw natte sneeuw: #NAME?  na͂te snīē (As), watersneeuw: smeltende sneeuw  wātersnīē (As) verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)] III-4-4
natuurlijke waterloop beek: bīǝk (As) Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.] I-8
natuursteen blauwe steen: blawǝ stęj.n (As), natuursteen: natē.rstęj.n (As) Molensteen vervaardigd uit natuursteen. De natuursteen is in het algemeen afkomstig uit steengroeven van het Duitse Eifelgebergte. Het betreft een zeer poreuze lavasteen die een groot snijdend vermogen heeft en dus uitermate geschikt is voor het malen van tarwe en rogge. De steen is echter snel afgesleten en moet zeer vaak gescherpt worden. Het woordtype franse steen, eigenlijk een kunststeen, is in dit lemma opgenomen omdat de betreffende molenaars ook deze steen als een natuursteen beschouwen. Hetzelfde geldt voor de woordtypen gegoten steen (l 372), ceramieksteen (Q 83), engelse steen (P 176), halfengelse (Q 112) en blauwe engelse (steen) (l 370). De drie laatstgenoemde woordtypen zijn benamingen voor een verbeterde soort Franse steen, vervaardigd van hardere zoetwaterkwarts, die naar Engeland werd geëxporteerd. De halfengelse steen houdt wat hardheid betreft het midden tussen een Franse steen en een Engelse steen. [N O, 17e; Vds 182; Jan 174; Coe 117; Grof 139; N D, 5; N O, 17h; N O, 17i] II-3
nauw, eng eng: eng (As), nauw: nàw (As), nèj (As), smal: smaal (As), strang: strang (As), (v. broek e.d.).  stràng (As) klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)] || nauw, eng III-4-4
nauwgezet; nauwgezet persoon conscientieus: kónsijensijeus (As), correct: éəs krék (As), juste: éə sjŭŭst (As), precies: presĭĕs (As), secuur: sikeer (As), sikéér (As), personen en werk  səkéér (As) Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] || met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)] III-1-4
navel navel: navel (As, ... ) Navel (Fr. nombril). [ZND 05 (1924)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)] III-1-1
nazaaien, bijzaaien nazaaien: nǭzɛi̯ǝ (As) Als het gewas slecht opkomt -dit gebeurt met zaad van slechte kwaliteit of bij grote vochtigheid-, moet er worden nagezaaid. [JG 1a; monogr.] I-4
neef neef: nèèf (As) neef [ZND 11 (1925)] III-2-2
neerbraak neerbraak: nę̄rbrāk (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Maurits]) Een blinde schacht die in benedenwaartse richting wordt gedreven. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata Blinde Schacht, Tussenschacht en Opbraak. [N 95, 184; N 95, 78; monogr.; Vwo 544] II-5
neet, luizenei neet: neet (As) luize?i III-4-2