e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onwennig (voelen) nog niet heem: zich nòg neet èj vele (As), nog niet ingeburgerd zijn: nòg neet ingebérgerd zeen (As), nog niet op zijn gemak: zich nòg neet op z⁄n gemaak vēle (As) nog niet op zijn gemak zijn in een nieuwe toestand [N 85 (1981)] III-1-4
onze-lieve-vrouw onze-lieve-vrouw: uis leef vruiw (As) Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)] III-3-3
onzichtbare sluiting pat (<fr.): pat (As) een jas met onzichtbare sluiting [N 59 (1973)] III-1-3
onzuivere kool mixte: mekst (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Kool met steen gemengd. Het woordtype "brandstenen" werd volgens Lochtman (pag. 184) gebruikt voor een bepaald soort onzuivere steenkolen met een matte schijn. Zij branden wel, maar slecht. [N 95, 525; monogr.] II-5
ooft bakkemuizen: De benamig komt van gebakken muizen(de in het bakhuis) gedroogde peren leken op de muizen die in de stallen rondliepen  bakkemûze (As), hele vrucht  bàkkemi-js (As), ooft: enkelvoud hele vrucht  oaft (As), ooften: ēͅft (As), hele vrucht  ééft (As) Gedroogde peer waarvan (met meerdere exemplaren) moes gemaakt wordt waarmee taarten gevuld worden || ooft [Willems (1885)] || ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)] III-2-3
ooftvlaai bakkemuizenvlaai: Als ze destijds in de houtoven brood gebakken hadden, droogden ze de peren op de nog warme ovenvloer. Daarvan bakten ze met kermis "vlaai"; een delicatesse met ietwat wilde smaak die refereerde aan het ooft van weleer  bakkemûzevlaai (As), taartenpomvlaai: Verkl. èè terptepimke  tertepòmvlaai (As) gedroogde peren voor het bakken van een vlaai || taart van geconfijte appelschijfjes III-2-3
oog oog: u.gə (As), ǫu̯x (As) ogen [RND] || Zie afbeelding 2.4. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
oog van de naald oog: awx (As) De opening van de naald waardoorheen men de draad steekt. [N 59, 11b; Gi 1.IV, 13b; monogr.] II-7
oogkleppen lonklappen: lo.ŋklɛp (As), ooglappen: ǫu̯xlɛp (As), %%volgende opgaven zijn enkelvoud%%  ǫu̯xlap (As) Nagenoeg vierkante leren kleppen die ter hoogte van de ogen aan het hoofdstel vastgemaakt zijn. De oogkleppen dwingen het paard altijd voor zich uit te kijken, en voorkomen zo dat het naast zich iets zou bemerken dat het doet schrikken. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 28; monogr.] I-10
oogst -opbrengst oogst: ø̜i̯xst (As) Oogst in de betekenis van "een goede oogst" of "de oogst staat er goed voor"; het tweede deel van deze laatste uitdrukking is ondergebracht in het volgende lemma. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen [oogst], [bouw] en [bouwt], zie het lemma ''oogst -werkzaamheden'' (4.1.2); de in dit lemma gedocumenteerde varianten van oogst komen daar ofwel in het geheel niet voor, ofwel (soms) als een wezenlijk andere variant. [N 15, 11; L 5, 29; L 39, 39; S 27; monogr.; add. uit N 15, 10 en12] I-4