e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pad pad: pad (As) pad [Willems (1885)] III-4-2
pad aanmaaien (zwad, enz.) aanmaaien: ānmɛi̯ǝ (As) Zie het voorgaande lemma; hier de werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. [monogr.; add. uit N 15, 25b] I-4
pad, paadje pad, paadje: paad (As), péédsje (As) een weggetje gemaakt door de voetstappen van mensen of dieren (zandbaan, pad, weg, weggel, wegeling) [N 90 (1982)] III-3-1
paddestoel (alg.) paddestoel: padəstû.l (As), giftige --; gecombineerd met ZND 5 040  paddenstool (As), WBD/WLD  pàddəstool (As) paddestoel [RND], [ZND 15 (1930)] || Paddestoel met hoed in het algemeen (kamperoen). [N 92 (1982)] III-4-3
paillette broche (fr.): (= sieraad op borst gespeld).  bròsj (As) een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 86 (1981)] III-1-3
pak slaag pak rammel: pàk ràmmel (As), pak slaag: e pak slèèg (As), roffel: róffel (As), smeer: smīēr (As), streep: strèjp (As) een pak slaag [ZND 06 (1924)] || Pak slaag (tek, travans, streep, smeer, batter, roefel, kiffel, pek). [N 84 (1981)] III-1-2
pak, kostuum kostuum: kəstim (As), kəstum (As), tenue (fr.): təny (As) een herenkostuum [N 59 (1973)] III-1-3
paling, aal paling: paoling (As) paling [Willems (1885)] III-4-2
palmboompje palm: paum (As, ... ), palmenheg: verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041  pauwmenhegge (As), palmenstruik: verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041  pauwmestroek (As) palm || palmboompje [ZND 15 (1930)] || palmboompje (buxus) [ZND m] III-4-3
pand pand: pant (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De strook steenkool in de lengterichting van de pijler die in één etmaal wordt gewonnen. Een pijler is verdeeld in drie panden die naast elkaar liggen volgens de lengte van de pijler. Ieder pand is ongeveer 1.50 m. breed en dus zo lang als de pijler. Het pand aan het front moet in één dienst ontkoold worden, het middenste draagt het vervoermiddel waarmee de ontgonnen kolen worden weggevoerd en het laatste wordt weer gevuld. Het pand dat ontkoold werd dient ''s anderendaags als vervoerpand enz... (Vanwonterghem pag. 168). In N 95, 379 werd gevraagd naar de dialectterm voor "pand". Uit de opmerkingen van de zegslieden uit Q 33 en Q 113 blijkt dat "pand" op respectievelijk de mijn Emma en de vier Oranje-Nassaumijnen ook werd gebruikt voor de hoeveelheid kool die één houwer moest delven. Daarom zijn deze opgaven ook opgenomen in het lemma Stuk. [N 95, 379; monogr.; Vwo 366; Vwo 580] II-5