19425 |
poetsen, schoonmaken |
kuisen:
dit woord wordt ook gebruikt doffe \\
kesse (L417p As),
poetsen:
pŏĕtse (L417p As),
schoonmaken:
sjōēnmāke (L417p As)
|
Reinigen, poetsen, (poetsen, kuisen, schoonmaken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19468 |
poetsmiddel |
koperpoets:
kōēperpŏĕts (L417p As),
zilverpoets:
zilverpŏĕts (L417p As)
|
Zacht schuurmiddel voor b.v. zilver of koper (kuis, poets, potlood) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18544 |
pofbroek |
pofboks:
pófbóks (L417p As),
smokkelboks:
smóggəlbóks (L417p As)
|
een plusfour (pofbroek, drollenvanger, bugelbroek) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
21078 |
poffen |
oppoffen:
ǫppofǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Eisden])
|
Gezegd van de vloer van een mijngang die door de druk omhoog komt. De invuller uit Q 15 merkt hierover voor de mijn Maurits op dat het "zwellen" vooral voorkwam, wanneer het vloergesteente van de gang zachter was dan het dakgesteente. [N 95, 388; N 95, 932; N 95, 387; monogr.; Vwo 456; Vwo 612; Vwo 721; Vwo 860]
II-5
|
19418 |
poken |
keuteren:
kiêtere (L417p As, ...
L417p As),
oprakelen:
oproakele (L417p As, ...
L417p As),
rakelen:
raokele (L417p As, ...
L417p As),
roakele (L417p As)
|
in de kachel poken [ZND 40 (1942)] || keuteren || Met een pook in de kachel of het vuur porren (poken, peuteren, rakelen, koteren) [N 79 (1979)] || oppoken || oppoken b.v. vuur || poken bijv. in vuur || vuur oppoken
III-2-1
|
22048 |
pokken |
pokken:
pókkə (L417p As)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: pokken, gezwellen op de huid, vooral de kop? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22752 |
polichinelle |
vastenavondgek:
vastenoavedgek (L417p As)
|
Polichinelle. [ZND 05 (1924)]
III-3-2
|
21437 |
politieagent |
bode:
veldwachter die op het dorp dienst doet
boai (L417p As),
police (fr.):
Eine police (L417p As),
pelis (L417p As),
pəlis (L417p As),
politieagent:
pəlĭĕsĭĕàgènt (L417p As)
|
een agent van politie [linkert, agent] [N 90 (1982)] || Hoe heet << een politieagent >> ? [ZND 40 (1942)] || Politieagent. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
19482 |
pollepel |
potlepel:
poͅtliəpəl (L417p As),
Mân, dèè kèrel hauw han es polliêpel(s) zuu gruut
pötliêpel (L417p As)
|
pollepel [ZND 04 (1924)]
III-2-1
|
32160 |
polychromeren |
polychromeren:
pǫlikrǫmē̜rǝ (L417p As)
|
Een werkstuk in verschillende kleuren schilderen. [N 56, 51a]
II-12
|