e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
proberen bekijken: bekĭĕke (As), proberen: probéére (As), proef pakken: proof pàkke (As) een proef nemen met of van [proberen, verzoeken, bezien] [N 85 (1981)] III-1-4
proces proces (<lat.): pərsès (As) de zitting van een rechterlijk college waarin een overtreding of misdrijf onderzocht wordt, en waarin een uitspraak gedaan wordt [kwerel, audiëntie, proces, ordenantie] [N 90 (1982)] III-3-1
proces-verbaal proces (<fr./lat.): pərsès (As), proces-verbaal: ge kriegt e proces-verbaal (As) het geschreven woordelijke verslag van de toedracht van een overtreding [proces-verbaal, daas, nummer] [N 90 (1982)] || Proces-verbaal. [ZND 05 (1924)] III-3-1
produktiegereed gereed: gręjt (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Zwartberg]), klaar: klǭr (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Maurits]), vaardig: vę̄rdex (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Eisden]) Gezegd van een pijler die gereed is om in produktie gebracht te worden. [N 95, 198] II-5
proeven proberen: pròbéére (As), proeven: prēve (As), prēvə (As) proeven || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)] III-2-3
profeet profeet: proffiet (As) Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)] III-3-3
profiteren profiteren: pròfetéére (As), van de kans profetère (As) een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)] || Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)] III-1-4
pronken pronken: prónke (As), spiegelen: spegele (As), zich aanstellen gelijk een pauw: zich aanstelle geli-jk ⁄n pàw (As) in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] III-1-3
pronkveer op een hoed pluim: ploem, pliemke (As) Pluim, pluimpje. [ZND 05 (1924)] III-1-3
proosten klinken: klinke (As) proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)] III-2-3