24767 |
ratelaar |
ratel:
WBD/WLD = ratelaar
raatələ (L417p As, ...
L417p As)
|
ratelaar [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20529 |
rauw |
rauw:
ròw (L417p As)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
rakkeren:
rakkere (L417p As),
ravotten:
ravotte (L417p As),
razen:
roaze (L417p As),
wrusselen:
froesele (L417p As)
|
Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18868 |
razen en tieren |
razen:
raoze (L417p As),
tekeergaan:
tekīērgōēn (L417p As),
tempeesten:
Hèè mook zich dik; hèè stòng doa te tampiêste wi-j eine roazende zot
tampiêste (L417p As),
tieren:
tīēre (L417p As)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)] || razen, tieren (fig.)
III-1-4
|
19120 |
razend van woede |
brul:
bri-l (L417p As),
buiten zijn zinnen:
bówte zin zinne (L417p As),
colrig (<fr.):
kòléérig (L417p As),
horendol:
hōērndīl (L417p As),
razend:
raozend (L417p As),
razentig:
doon ze det hiêrde, wèèrde ze roazentig koad
roazentig (L417p As)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)] || zeer boos
III-1-4
|
22000 |
recht uit de richting van de losplaats aankomen |
recht uit het gat:
rècht ówt hət gaat kōēmə (L417p As),
uit het kot:
oet het koèt (L417p As)
|
Hoe zegt men: het aankomen van de duif: recht uit de richting van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24975 |
rechtop |
fiks:
fiks (L417p As),
pijprecht:
pi-jbrècht (L417p As)
|
rechtopstaand, recht omhoog staand [fiks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21720 |
rechtspreken |
berechten:
(ēmes) berèchte (L417p As)
|
rechtspreken [rechten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18961 |
rechtvaardig |
correct:
krèk (L417p As),
kòrrèkt (L417p As),
eerlijk:
īērlik (L417p As),
rechtschapen:
rechtsjāpe (L417p As),
rechtvaardig:
rechtvaardig (L417p As),
rechtvéérdig (L417p As)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)] || Rechtvaardig. [ZND 06 (1924)]
III-1-4
|
24082 |
rector |
overste:
ieverste (L417p As)
|
Een rector, de geestelijk leider van een klooster of gesticht. [N 96D (1989)]
III-3-3
|