e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrikkeljaar schrikkeljaar: sjrikkeljoar (As) Schrikkeljaar. [ZND 06 (1924)] III-3-2
schrikken ijzen: i-jze (As), opschrikken: òpsjrikke (As), schrikken: sjrikke (As), verschieten: versjēte (As), verschrikken: versjrikke (As) door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)] III-1-4
schrobben schrobben: sjròbbe (As) schrobben III-2-1
schrobbezem schrobborstel: sjròbborstel (As) schrobborstel III-2-1
schroefdraad schroefdraad: šrufdrǭt (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Maurits]) [N 95, 749] II-5
schroeien schrillen: sjrille (As), (algemeen)  sjrille (As), b.v. gevogelte of een pas geslacht varken  sjrille (As), snerken: snerke (As), snörke (As), verbranden: (algemeen)  verbrànne (As), versnerken: versnerke (As), versnerke(n) (As) Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)] || bijna verbranden || schroe ien (zengen) [ZND 08 (1925)] || schroeien [ZND 06 (1924)] || schroeien (zengen) [ZND 08 (1925)] || zengen III-2-1
schroevedraaier schroeve(n)draaier: šruvǝndrɛjǝr (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Maurits]), tournevis: turnǝvis (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Eisden]) [N 95, 748] II-5
schrokken binnendoen: bénnedoon (As), binnenprelen: benneprēle (As), binnenspaden: bénnespááje (As), doorlaten: dōērlaote (As), ewegleggen: ewèglègge (As), slokken: slókke (As), volladen: vollááje (As), vreten: vrééte (As) schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)] III-2-3
schub schulp: WBD/WLD  sjelp (As) Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)] III-4-2
schuchter beschaamd: besjaamd (As), bleu: ook materiaal znd 21, 36  blee (As), mensenschouw: minsesjów (As), rap: ráp (As), verlegen: verléége (As) bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] || schuchter (bloode) [ZND 01 (1922)] III-1-4