e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spel (alg.) spel: spieël (As) Spel. [Willems (1885)] III-3-2
speld spang: spaŋ (As), spāŋ (As) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] II-7
spelden toespangen: towspaŋǝ (As), vastspangen: vastspaŋǝ (As) Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34] II-7
speldenkussen naaldkussen: nǭltkęsǝ (As) Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr] II-7
spelen (alg.) spelen: ich spèèl, hè spèèlt, wè spièle (As), spieëlen (As) Ik speel, hij speelt, wij spelen. [ZND 07 (1924)] || Spelen. [Willems (1885)] III-3-2
spelen voor een prijs prijsspelen: prièz spiele (As), spelen: spīēlə (As) Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: spelen voor prijs? [N 93 (1983)] III-3-2
speler die twee beurten heeft herkanser: herkanser (As) Een speler die twee beurten heeft om het aantal gelijk temaken in bepaalde spelen [dam, dame]. [N 88 (1982)] III-3-2
speling in de asbus speel: spī.ǝl (As) Door slijtage kan de normale speling tussen as en naafbus te groot worden, waardoor het wiel gaat waggelen. Zie ook het vorige lemma. [JG, 1a] II-12
spelletje partijtje: perti-jke (As), potje: peͅtjə (As), pètsje (kaarte) (As), spelletje: spaelke (As), spēlkə (As) het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje] [N 112 (2006)] || Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)] III-3-2
spenen (het is) gespeend: gǝspīǝ.nt (As), alleen zetten: àllejn zéttə (As), niet meer aan de borst hangen: héé hingt nemīē aan de bòrst (As), spenen: spenen (As), van de borst af zijn: héé⁄s vàn de bòrst aaf (As), van de oude afpakken: vàn də òw aafpàkkə (As) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] || Hoe heet verder: het apart zetten, spenen van de jongen? [N 93 (1983)] || spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)] I-9, III-2-2, III-3-2