20942 |
steen |
baak:
WBD/WLD
bawk (L417p As),
kits:
WBD/WLD = appelpit
keets (L417p As),
steen:
WBD/WLD
stein (L417p As)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
26460 |
steenband |
reep:
ręjp (L417p As)
|
De ijzeren band om de loper. In sommige molens zijn aan de steenband de meeljagers bevestigd. Volgens de invuller uit l 246a werd ook rondom de ligger een ijzeren band geplaatst. [N O, 18r; Jan 164; Coe 149; Grof 177; A 42A, add.]
II-3
|
27392 |
steenberg |
stort:
stǫrt (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
),
terril:
tǝrel (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Beringen, Houthalen])
|
Een hoge steenhoop in de nabijheid van de mijnen waarop het niet gebruikte gesteente wordt gestort. [N 95, 34; Vwo 733; Vwo 742; Vwo 755; Vwo 775; Vwo 798; monogr.]
II-5
|
26552 |
steenboog |
ijzer:
izǝr (L417p As)
|
De uit twee gebogen ijzeren armen bestaande steenboog aan de kraanarm van de steenkraan, waarmee de molensteen gegrepen wordt. Aan het uiteinde van elke arm bevinden zich de steenogen die met behulp van pinnen in de kraangaten van de molensteen bevestigd kunnen worden. Zie ook afb. 86. [N O, 20d; Vds 204; Jan 182; Coe 165; Grof 198]
II-3
|
26463 |
steenbus |
bus:
bø̜s (L417p As)
|
De van hout of metaal vervaardigde bus in het midden van de ligger waarin de hals van het staakijzer (in watermolens) of de kleine spil (in windmolens) draait. In de zeskantige bussen bevinden zich drie houten of metalen noten die met spieën bijgespied kunnen worden. Bovendien hebben zij drie vetgaten die met stukken zak en vet worden volgestopt teneinde de hals te smeren. Zie ook afb. 78. De bus was in l 362 vervaardigd uit hout van appelbomen. [N O, 16e; Vds 119; Jan 129; Coe 105; Grof 125; A 42A, 23; N O, 16c; N D, 20]
II-3
|
27964 |
steendam |
gevulde stape:
gǝvęldǝ stap (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Een soort galerijbeveiliging bestaande uit twee evenwijdig aan de galerij lopende steenmuren waartussen een steenvulling is aangebracht. De steenmuren moeten met de hand worden opgetrokken en zijn samengesteld uit brokken steen. [N 95, 586]
II-5
|
27784 |
steengang |
bouveau:
buvō (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg])
|
De term steengang wordt in de Belgische mijnen gebruikt voor iedere gang die door het gesteente wordt aangelegd: "In Belgisch-Limburg zegt men "steengang" voor al de tunnels doorheen de steenrots gegraven" (Defoin pag. 29). In de Nederlandse mijnen maakt men een onderscheid tussen steengangen en steengalerijen. Een steengang is een mijngang in het gesteente, die dwars op de strijkrichting van de koollagen wordt gedreven. De koollagen worden door een steengang dus doorsneden. Een steengalerij daarentegen loopt evenwijdig aan de strijkrichting van de koollagen (zie ook het lemma Steengalerij): "In Nederlands-Limburg slaan de termen "gang" en "galerij" niet op de steenrots of op de kolenlaag, maar wel op de al dan niet haakse richting ten opzichte van de steenbanken, zodat men er steengangen en steengalerijen heeft" (Defoin pag. 29). [N 95, 180; N 95, 795; N 95, 372; monogr.; Vwo 298; Vwo 335; Vwo 735; Vwo 791]
II-5
|
27785 |
steengang met betonnen ondersteuning |
blokkenbouveau:
blǫkǝbuvō (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Steengang met een ondersteuning vervaardigd uit betonblokken. [N 95, 342; N 95, 794; N 95, 289; Vwo 142]
II-5
|
28206 |
steengruis |
recoupe:
rǝkup (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Steen in verbrijzelde, verbrokkelde toestand. [N 95, 549; N 95, 795]
II-5
|
28111 |
steenkipstoel |
steenkiep:
štęjnkep (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Maurits])
|
Installatie waarmee mijnwagens, gevuld met stenen, ondergronds kunnen worden geledigd. Het apparaat is vergelijkbaar met de kipper (zie ook dat lemma). [N 95, 547]
II-5
|