e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiekem eten sneuken: snèjke (As) stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)] III-2-3
stier stier: stēr (As), stɛr (As) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfkop kwade saro: Het is afgel, van het reg.ww. sarren en het zn. een sar: plaaggeest z ook sakker, gedwèringde  eine koaje saro (As), lastige saro: eine lestige saro (As), motskop (<du.): mòtskòp (As), sakker: sakker (As), steenezel: stèjnīēzel (As), stijfkop: sti-jfkop (As), sti-jfkòp (As), stijverik: sti-jferik (As), warserik: wèèrserik (As), warskop: wèèrskop (As, ... ), wéérskòp (As), warszak: wèèrszak (As) dwarskop || iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] || koppigaard || kwaadaardige dwarskop III-1-4
stijfkoppig koppig: képpig (As) niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] III-1-4
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  stīfsəl (As) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijgbeugels stijgbeugels: stē.bī.gǝls (As) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stijl, stempel appui-tje: apikǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Domaniale]), mannetje: mɛnǝkǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Zwartberg]), montant: montō (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]), stempel: stęmpǝl (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]) Algemene benaming voor het verticaal of haaks op de laag geplaatste houten of metalen steunelement in mijngangen en winplaatsen. De invuller uit Q 3 kent twee soorten stijlen: de "stempel" die in galerijen en pijlers wordt gebruikt en de "montant" die alleen in galerijen wordt toegepast. Volgens de respondent uit L 417 is de "stempel" van hout, de "montant" van ijzer. Een ijzeren stijl voor in de pijler is naar zijn zeggen het "mannetje". Het woordtype "apôye" is van toepassing op een houten stijl, meestal vervaardigd uit denne- of eikehout (Vanwonterghem pag. 49). [N 95, 292; N 95, 333; N 95, 290; Vwo 62; Vwo 387; Vwo 529; Vwo 530; Vwo 746; Vwo 747; Vwo 758; Vwo 780; Vwo 781] II-5
stijlen haaks op de laag plaatsen [stijlen] bergslag zetten: bɛrxslāx zętǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Emma, Maurits]) Stijlen loodrecht tussen dak en vloer, in gangen waar dak en vloer niet evenwijdig aan elkaar lopen, haaks onder het dak plaatsen. Zie voor "stijlen", "stempels" etc., het object van deze handeling, het lemma Stijl, Stempel. [N 95, 295] II-5
stijlentrekker racagnac: rakanjak (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), sylvester: selvɛstǝr (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Maurits]) Werktuig waarmee ondersteuningen uit het ontkoolde pand kunnen worden weggetrokken. De stijlentrekker bestaat uit een tandheugel waarlangs het zogenaamde huis kan worden bewogen door middel van een hefboom. Aan het huis is een trekketting bevestigd die aan de te verwijderen stijl wordt vastgemaakt. [N 95, 591a; N 95, 591b; monogr.; N 95A, 13] II-5
stikken stikkeren: stekǝrǝ (As), verstikken: verstikke (As) Het door middel van een draad aan elkaar bevestigen van twee stukken leer. Volgens de informanten wordt de term naaien gebezigd voor het vroegere handwerk (L 163a, Q 112a) en stikken voor het latere machinale werk (L 163a, Q 18 en Q 112a). [N 60, 54a; N 60, 239] || Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] II-10, III-1-2