e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
strijkijzer boutje: Het heeft te maken met bout Löt er op dat beitsje neet te heit weerd  beitsje (As), strijkijzer: stri-jkbòwt = het ijzer alleen  stri-jki-jzer (As) strijkijzer || Werktuig om linnengoed mee te strijken (strijkijzer, ijzer, strijkbout) [N 79 (1979)] III-2-1
strijklap strijklap: stręjklap (As) Het stukje leer waarmee men de pek over de draad strijkt. Volgens de informant van L 163a vouwt men een stuk leer in de vorm van een w om de pek goed verspreid over de draad te kunnen krijgen. [N 60, 197d] II-10
stro stro: stroej (As), strooi: strōi̢ (As), strūi̯ (As), strūǝi̯ (As) Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83] || stro? [N 93 (1983)] I-4, III-3-2
stroef droog: drīēg (As), lastig: lèstig (As), triestig: tristig (As), zuur: zoor (As) niet gemakkelijk in de omgang, stroef [stoer, stuurs, zuur, strak, straf] [N 87 (1981)] III-3-1
stronk van de knotwilg stomp: WBD/WLD ó even gesloten als oo  stómp (As) Het korte onderstuk van een wilg wanneer de takken vlak boven de grond worden afgekapt. [N 82 (1981)] III-4-3
stronk, boomstronk boomstronk: bǫu̯mstroŋk (As) Wat blijft staan, de stomp met wortels, als een boom omgehakt is. [N 27, 8a; R 3, 2; Wi 11; L 7, 59; L B2, 343; Vld.; monogr.] I-8
stronk, stengel van koolplanten moesstam: WBD/WLD  moosstam (As) Het onderste en binnenste harde gedeelte van een koolplant waaruit de bladeren spruiten (stronk, stam). [N 82 (1981)] I-7
strontje wegeschijter: wéégesji-jter (As), wegeschijterd: Volksremedie: baden met beekwater of lijnzaadpap.  wègeschietert (As) hoe heet het zweertje dat soms op het onderste ooglid komt (fr. orgelet) ? [ZND 16 (1934)] || Zweertje op het ooglid (paddescheet, paddeschijter, kween, griet, wegescheet, padoog, schietvlek). [N 84 (1981)] III-1-2
strooien strooien: stręi̯ǝ (As) Hooi of stro onder het vee spreiden. [S 36; L 7, 61b; R(s] I-11
strooien hoed strooien hoed: ne stroojen hoot (As) een strooien hoed [ZND 07 (1924)] III-1-3