18840 |
teleurgesteld (worden) |
bedonderd:
bedónnerd (L417p As),
bedrogen:
bedrōēge (L417p As),
bedrōēge aankōēme (L417p As),
bedrōēge ówtkōēme (L417p As),
bescheten:
besjīēten (L417p As),
beteuterd:
betīēterd (L417p As),
bezeikt:
bezèjkt (L417p As),
langs zijn naas kijken:
làngs zin naas kĭĕke (L417p As),
teleurgesteld:
teléérgesteld zeen (L417p As)
|
in zijn verwachtingen bedrogen uitkomend, teleurgesteld [sneu, snul, bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)] || niet krijgen of ontvangen wat men had verwacht, in zijn verwachtingen bedrogen worden [teleur vallen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19253 |
ten einde brengen |
afmaken:
aafmake (L417p As),
bolwerken:
ich kàn het neet bòlwerke (L417p As),
zijn schep in de grond steken:
z⁄n sjèp inne grónd stééke (L417p As)
|
een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34318 |
tenenklauw |
klauw:
klau̯ (L417p As)
|
Hoef van een varken. [JG 1a]
I-12
|
17632 |
tepel |
deem:
di̯ē̜m (L417p As),
knopje:
knejpkəs (L417p As),
tripnageltjes:
tripnéégəlkəs (L417p As)
|
[L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]borsttepels [N 10c (1995)]
I-12, III-1-1
|
34320 |
tepel, tet |
deem:
dī.ǝm (L417p As),
tet:
tɛt (L417p As)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|
20477 |
ter begrafenis gaan |
naar de dienst gaan:
nao den deenst gōēn (L417p As),
naar een begrafenis gaan:
nao ⁄n begrafenis gōēn (L417p As)
|
een begrafenis gaan bijwonen [begaan, te lijk gaan, ter bier gaan, gaan kezen, op de korte snee gaan] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
30594 |
terpentijn |
terpentijn:
tɛrpǝntīn (L417p As)
|
Vluchtige vloeistof, bestaande uit een mengsel van sterk onverzadigde koolwaterstoffen. Als grondstof voor de bereiding ervan dienen de harsen die men uit verschillende pijnbomen wint. Terpentijn wordt gebruikt als verdunningsmiddel voor verf en voor de bereiding van matverven. Aan glansverf en vernis wordt terpentijn toegevoegd om de verf te verschralen en daardoor zakken te voorkomen. [N 67, 17a; L 8, 5; monogr.]
II-9
|
19448 |
terras |
terras:
terrás (L417p As)
|
Stuk grond voor een huis, hoger gelegen dan het omliggende terrein, als zitplaats ingericht (plentjes, berm, terras) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
27675 |
terreinomheining |
clôture:
klǫtyr (L417p As
[(Zwartberg)]
[Maurits]),
omheining:
omhęjneŋ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Winterslag, Waterschei])
|
[N 95, 38a]
II-5
|
29038 |
teruglopen |
krimpen:
krempǝ (L417p As)
|
Het teruglopen van de bij het dresseren ingeperste ruimte. [N 59, 81c]
II-7
|