e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitschelden schelden: sjèlle (As), šeͅlə (As), uitjouwen: ówtjówe (As), uitmaken: vīēr vówle vésówtmake (As), ówtmāke (As), uitschelden: ówtsjèlle (As) iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)], [N 85 (1981)] || schelden [ZND m] III-3-1
uitsliepen uitlachen: oetlache (As), uitsliepen: outsli-jpe (As) Iemand bespotten door met de ene wijsvinger langs de andere te strijken en daarbij te roepen [sliep uit, sliep uit]. [N 88 (1982)] || Iemand uitslijpen (uitlachen door met de twee wijsvingers over elkaar te wrijven; wat wordt daarbij gezegd?) [ZND 06 (1924)] III-3-2
uitsluitsel <omschr.> het staat gelijk een paal boven water: ⁄t stèjt geli-jk ne paol bōēve water (As) een beslissend antwoord, een antwoord dat alles uitlegt [uitsluitsel, uitbedul] [N 85 (1981)] III-3-1
uitstellen lang trekken: làng trèkke (As), uitstellen: ówtstelle (As) iets niet op het daarop vastgestelde tijdstip verrichten maar het naar een later tijdstip verschuiven [uitstellen, trekken, vertrekken, verstrekken, nazien] [N 85 (1981)] III-1-4
uittrekkende schacht, uitstromingsschacht beur twee: bø̄r twī (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Zwartberg]), put twee: pęt twī (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Eisden]) De schacht waarlangs de verbruikte lucht het ondergronds gedeelte van de mijn verlaat. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata Intrekkende Schacht en Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 206; monogr.] II-5
uitvlucht uitvlucht: ówtvlucht (As) wat men aanvoert om iets niet te hoeven doen [uitvlucht, uitvluchtsel, uitmaak, uitmaaksel, flauws, zoeking] [N 85 (1981)] III-1-4
uitvoerig verhaal verslag: verslaag (As) een uitvoerig verhaal [teel] [N 87 (1981)] III-3-1
uitwerpselen kak: kak (As), schijt: sjyt (As), stront: strónt (As) uitwerpselen [N 10c (1995)] III-1-1
uitwijken hot gaan: Note v.d. invuller:  hŭŭt gōēn (As), omgaan: omgūǝ.n (As) Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] || met paard en kar van het midden van de weg naar rechts wijken (afzetten) [N 90 (1982)] I-10, III-3-1
urine pis: pis (As), zeik: zejk (As), zę.i̯k (As) urine [N 10c (1995)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1