30317 |
vensterbank |
vensterdorpel:
venstǝrdęrpǝl (L417p As)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blinden:
blenǝ (L417p As),
vensterslagen:
venstǝrslē̜x (L417p As
[(enkelvoud: venstǝrslax)]
)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
25074 |
veranderen |
veranderen:
verànnere (L417p As)
|
anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27646 |
verbandkamer |
infirmerie/infirmerij:
fermǝrej (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Eisden])
|
Ruimte bovengronds waar onder leiding van een bedrijfs- of mijnarts verwondingen behandeld kunnen worden. [N 95, 26; N 95, 951; N 95, 952; monogr.]
II-5
|
27647 |
verbandmeester |
infirmier:
enfǝrmję̄r (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg])
|
De verbandmeester verbond de wonden die de mijnwerkers hadden opgelopen. Hij deed dit werk onder leiding van de mijnarts. [N 95, 161; N 95, 951]
II-5
|
17914 |
verbergen |
verbergen:
verbergen (L417p As, ...
L417p As)
|
verbergen [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-1-2
|
21433 |
verbeuzelen |
verkallen:
verkàlle (L417p As),
vermuilen:
vermówle (L417p As),
verzeveren:
verzèjvere (L417p As)
|
zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18159 |
verbinden van een wonde |
verbinden:
verbénne (L417p As)
|
verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18940 |
verbruien |
begaden:
begaaje (L417p As),
bont laten liggen:
bónt laote liGGe (L417p As),
kloten gaan:
(intr.).
klōēte gōēn (L417p As),
mislukken:
mislèkke (L417p As),
tegenslaan:
(intr.).
tīēgeslōēn (L417p As),
tegenvallen:
(intr.).
tīēgevàlle (L417p As),
verkletsen:
verklitse (L417p As),
verkloten:
verklōēte (L417p As),
verknoeien:
verknōēje (L417p As),
verprutsen:
verprutse (L417p As)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17932 |
verdacht rondlopen |
vlooien in de staart hebben:
vlīē in z`ne start hèbbe (L417p As)
|
Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|