21281 |
verkwisten |
de deur uitgooien:
de dīēr owtgōēje (L417p As),
door deuren en vensters uitgooien:
dōēr dīēre en vinsters owtgōēje (L417p As),
verbrassen:
verbrasse (L417p As),
verknoeien:
(in negatieve zin).
verknōēje (L417p As),
verkwisten:
verkwiste (L417p As)
|
geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)] || op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
27607 |
verlegdienst |
omlegpost:
omlękpǫst (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
In Nederland de dienst, in Belgiē de post die het transportmiddel in het oude pand van een pijler afbreekt en in het nieuwe pand weer opbouwt. Volgens Van der Maar verlegde men de transportmiddelen in de wisseldienst. [N 95, 494; monogr.; Vwo 224; Vwo 551]
II-5
|
18850 |
verlegen (zijn) |
verlegen:
verléége (L417p As)
|
niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28090 |
verleggen |
omleggen:
omlęqǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Maurits])
|
Het transportmiddel in een pijler van het oude naar het nieuwe pand verplaatsen. In tegenstelling tot het "verschuiven" wordt de transportinstallatie daarbij gedemonteerd en in het nieuwe pand weer opgebouwd. [N 95, 493; monogr.; N 95, 267; Vwo 226; Vwo 549]
II-5
|
19888 |
verlichting |
licht:
leecht (L417p As),
verlichting:
vərlēxteŋ (L417p As)
|
illuminatie, verlichting [ZND 01 (1922)] || verlichting
III-2-1
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verlezen (L417p As),
verlêzen (L417p As, ...
L417p As),
vərlĕzə (L417p As)
|
Verliezen. [Willems (1885)], [ZND m] || wij verliezen [ZND 08 (1925)]
III-3-1, III-3-2
|
27623 |
verlof, vrije dag |
congé:
konžē (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Eisden])
|
Van vakantie spraken de mijnwerkers niet. Men nam een verlofdag en deze was dan "de mooiste werkdag". [N 95, 121; N 95, 122; N 95, 123; monogr.; N 95, 920; Vwo 248]
II-5
|
31799 |
verlopen van de zaag |
scheef zagen:
šęjf ˲zē̜gǝ (L417p As)
|
Bij het zagen afwijken van de lijn die gevolgd moet worden. De zaag gaat afwijken als de tanden ervan niet goed gezet zijn. [N 50, 43b; N 53, 28a; N 75, 118b]
II-12
|
19338 |
vermaak |
amusatie:
àmusasie (L417p As),
amusement:
àmusemènt (L417p As)
|
een handeling waardoor men plezier beleeft [vermaak, amusement] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25091 |
vermengen |
mengelen:
mingele (L417p As),
ondereen doen:
ónnerèjndoon (L417p As)
|
in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|