20171 |
verwantschap |
verwantschap:
cf. VD s.v. "verwantschap"= "het-verwant-zijn
verwàntsjàp (L417p As)
|
het verwant-zijn, de familiebetrekkingen, de verwantschap [parentatie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stuke (L417p As)
|
stoken
III-2-1
|
24497 |
verwelken |
verslakken:
WBD/WLD
verslàkke (L417p As)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20304 |
verwend kindje |
bedorven kindje:
bedorve kindje (L417p As),
bedorven stinkerd:
bedòrve stinkerd (L417p As),
bedorven stront:
bedòrve strónt (L417p As)
|
bedorven kindje; het is een - - [ZND 05 (1924)] || een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
21795 |
verwensen |
op de maan wensen:
oppe maon wènse (L417p As),
verjun:
verdzjīēë (L417p As),
vermaledijden:
vermāledi-je (L417p As),
vervloeken:
vervlōke (L417p As),
verwensen:
verwénse (L417p As)
|
een sterk gevoel van afkeer tegen iemand hebben, haatgevoelens voor iemand hebben [haten, dregen] [N 85 (1981)] || iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21806 |
verzoek |
verzoek:
verzeek (L417p As),
vraag:
vraog (L417p As)
|
het vragen iets te willen doen, verzoek [bede] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
31128 |
verzolen |
nieuwe lappen zetten:
now lapǝ zętǝ (L417p As)
|
Het van nieuwe zolen voorzien van de schoenen. [N 60, 232b]
II-10
|
27621 |
verzuimdienst |
verlet:
vǝrlęt (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Beringen, Houthalen, Winterslag, Waterschei])
|
Het zonder voorkennis, verlof of andere geldige redenen van het werk wegblijven. Dit willekeurig verzuim heeft na drie achtereenvolgende keren in de meeste gevallen ontslag op staande voet tot gevolg (Van der Maar). [N 95, 915; N 95, 916; monogr.; Vwo 57; Vwo 149; Vwo 822; div.]
II-5
|
18931 |
verzuimen |
er zijn botten aan vegen:
d⁄r zin bòtte aan véége (L417p As),
veronachtzamen:
verónàchtzāme (L417p As)
|
nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18277 |
vest |
graaf:
graaf (L417p As),
kamizool (<fr.):
kamezol (L417p As),
kamməzaol (L417p As),
kamizooltje (<fr.):
kammezìèlke (L417p As),
vesting:
vésting (L417p As),
wal:
wàl (L417p As),
wambuis:
wames (L417p As),
wambuisje:
weimeske (L417p As),
wèmeske (L417p As),
indien kort
wejmiskə (L417p As)
|
de aarden wal rondom een stad of gracht [vesting, vest] [N 90 (1982)] || het vest [N 59 (1973)] || vest (fr. gilet) [ZND 16 (1934)] || wit vest (manskledingstuk waarin het horloge gedragen wordt) [ZND 08 (1925)]
III-1-3, III-3-1
|