17825 |
vinden |
vinden:
vaĕnen (L417p As),
venə (L417p As)
|
vinden [ZND m], [ZND m]
III-1-2
|
25308 |
vinger, maat kleiner dan een duim |
halve duim:
hàwve dóum (L417p As)
|
de maat die een lengte aangeeft, kleiner dan een duim (2 1/2 cm) [vinger] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
28889 |
vingerhoed |
vingerhoed:
veŋǝrhōt (L417p As)
|
Dopje of hoedje van harde stof, bijv. metaal, dat men bij het naaien over de top van een vinger zet om die te beschermen en aan de naald kracht bij te zetten. De vingerhoed is van boven dicht, dit in tegenstelling tot de naairing. Zie afb. 13. [N 59, 14; N 62, 67a; Gi 1.IV, 61; MW; monogr.]
II-7
|
25277 |
vingerhoed, maat van 1 centiliter |
vingerhoedje:
(= meer figuurlijk).
⁄n vingerheedsje (L417p As)
|
een maat die een inhoud aangeeft van 0,01 liter [vingerhoed] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24265 |
vink |
boekweitvink:
bòkkesvink (L417p As),
botvink:
botvink (L417p As),
vink:
vaenk (L417p As)
|
boekvink || vink [Willems (1885)] || vink, gewone —
III-4-1
|
22671 |
viool |
vedel:
Ook wel.
fiedel (L417p As),
viool:
en vioeël (L417p As),
vieël (L417p As),
viūl (L417p As),
vjoeël (L417p As)
|
het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp] [N 112 (2006)] || Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] || Viool. [Willems (1885)]
III-3-2
|
19745 |
viooltje |
pense (fr.):
WBD/WLD
pénsee (L417p As),
viooltje:
vijuul, dim, vejiêlke (L417p As),
vioelkes (L417p As)
|
[N 92 (1982)]
I-7
|
24387 |
vis, algemeen |
vis:
vaĕs (L417p As),
vös, ook mv. (L417p As)
|
vis [Willems (1885)]
III-4-2
|
22413 |
vishengel |
gaard:
gèèrd (L417p As),
garde:
gēͅrt (L417p As),
visgarde:
veͅsgēͅrt (L417p As),
vèsgaerd (L417p As)
|
het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede] [N 112 (2006)] || Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] || vishengel
III-3-2, III-4-2
|