e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vinden vinden: vaĕnen (As), venə (As) vinden [ZND m], [ZND m] III-1-2
vinger vinger: viŋər (As) vinger [RND] III-1-1
vinger, maat kleiner dan een duim halve duim: hàwve dóum (As) de maat die een lengte aangeeft, kleiner dan een duim (2 1/2 cm) [vinger] [N 91 (1982)] III-4-4
vingerhoed vingerhoed: veŋǝrhōt (As) Dopje of hoedje van harde stof, bijv. metaal, dat men bij het naaien over de top van een vinger zet om die te beschermen en aan de naald kracht bij te zetten. De vingerhoed is van boven dicht, dit in tegenstelling tot de naairing. Zie afb. 13. [N 59, 14; N 62, 67a; Gi 1.IV, 61; MW; monogr.] II-7
vingerhoed, maat van 1 centiliter vingerhoedje: (= meer figuurlijk).  ⁄n vingerheedsje (As) een maat die een inhoud aangeeft van 0,01 liter [vingerhoed] [N 91 (1982)] III-4-4
vink boekweitvink: bòkkesvink (As), botvink: botvink (As), vink: vaenk (As) boekvink || vink [Willems (1885)] || vink, gewone — III-4-1
viool vedel: Ook wel.  fiedel (As), viool: en vioeël (As), vieël (As), viūl (As), vjoeël (As) het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp] [N 112 (2006)] || Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] || Viool. [Willems (1885)] III-3-2
viooltje pense (fr.): WBD/WLD  pénsee (As), viooltje: vijuul, dim, vejiêlke (As), vioelkes (As) [N 92 (1982)] I-7
vis, algemeen vis: vaĕs (As), vös, ook mv. (As) vis [Willems (1885)] III-4-2
vishengel gaard: gèèrd (As), garde: gēͅrt (As), visgarde: veͅsgēͅrt (As), vèsgaerd (As) het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede] [N 112 (2006)] || Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] || vishengel III-3-2, III-4-2