e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vliegveld vliegplein: vleegplajn (As) het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)] III-3-1
vlier heulenteul: WBD/WLD = vlier  hīēÒlentīēl (As), knabspuitenhout: WBD/WLD = vlier  knàpspèjtəhòwt (As), vlierboom: gecombineerd met ZND 8 055, idem  fleerbaum (As) vlier [N 92 (1982)] || vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)] III-4-3
vlierbes vlier: flèèr (As) vlierbes III-4-3
vlies in een vrucht klets: WBD/WLD = klokkenhuis  de kletse (As) Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)] I-7
vlinder pepel: pe.pəl (As), peepel (As, ... ), pepel (As) vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 08 (1925)], [ZND 16 (1934)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vlo (enk.) vlo: vloeë (As), vluuj (As) vlo || vlo, vlooi [Willems (1885)] III-4-2
vloek vermaledijding: vermāledèjding (As), vloek: vlook (As) een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] III-3-1
vloeken in het frans bidden: in ⁄t Frans bééje (As), miljaren: miljāre (As), nondejun: nóndezjiēēn (As), sakkeren: sàkkere (As), sjamfoeteren: vgl. Tiens en Hoegaards Idioticon (pag. 193): sjamfoetter, zie Jean-foutre.  sjàmpfŏĕtere (As), vloeken: vloke (As), vlooke (As, ... ) godslasterende woorden uitspreken [vloeken, parlesanten, godverren, nonnen, sjamfoeteren, bidden, sakken] [N 85 (1981)] || vloeken [N 96D (1989)] || Vloeken. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
vloer dèye: dɛj (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), radier: radjē (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Emma, Maurits]), trace: trace (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Domaniale]) De bodem van iedere ruimte in de ondergrondse werken. Met de opgave "dèye" bedoelt de zegsman uit L 417 het vloergesteente vóór het verwijderen van de steenkoollaag, terwijl hij onder "trace" de vloer verstaat die overblijft na de winning van de kolen. Het woordtype "radier" van dezelfde invuller duidt de opvulling van een ronde vloer van een mijngang aan. Met de opgave "stok" doelen de respondenten uit Q 15 en Q 121 op het vloergesteente in een galerij. De invullers uit Q 121 en Q 121c maken een onderscheid tussen de "wand" en de "vloer". Met de eerste term bedoelen zij het vloergesteente onder een koollaag, met de tweede de vloer van steengangen en galerijen. De woordtypen "zool" en "baan" worden gebruikt om het vloergesteente van een steengang aan te duiden. [N 95, 193; N 95, 840; monogr.; N 95, 196; Vwo 275; Vwo 281; Vwo 479; Vwo 534; Vwo 834] II-5
vloerplaat patte: pat (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Domaniale]) Plaat die bij het plaatsen van de stijl onder de stijlvoet wordt bevestigd om te voorkomen dat de stijl door de druk in de vloer zakt. Wat betreft de opgave "vliegende schijven" uit Q 111, volgens de invuller werden de vloerplaten zo genoemd omdat ze door arbeiders van andere werkpunten werden weggehaald en aldus "gevlogen" waren. [N 95, 352; monogr.] II-5